Philips PPX3610/EU User Manual
Draadloos netwerk (WLAN)
21
6 Draadloos netwerk (WLAN)
In een draadloos netwerk (Wireless Local Area Net-
work, WLAN) communiceren ten minste twee compu-
ters, printers of andere apparatuur via radiogolven
(hoge frequentiebanden) met elkaar. De gegevensover-
dracht in een draadloos netwerk verloopt via de nor-
men 802.11b en 802.11g en 802.11n.
work, WLAN) communiceren ten minste twee compu-
ters, printers of andere apparatuur via radiogolven
(hoge frequentiebanden) met elkaar. De gegevensover-
dracht in een draadloos netwerk verloopt via de nor-
men 802.11b en 802.11g en 802.11n.
Opmerkingen over gebruik van WLAN!
De werking van veiligheidsinstallaties, medi-
sche of gevoelige apparatuur kan door het
zendvermogen van het toestel verstoord
raken. Let op eventuele gebruiksvoorschriften
(of -beperkingen) in de buurt van dergelijke
installaties.
sche of gevoelige apparatuur kan door het
zendvermogen van het toestel verstoord
raken. Let op eventuele gebruiksvoorschriften
(of -beperkingen) in de buurt van dergelijke
installaties.
Het gebruik van dit toestel kan, door het ver-
sturen van hoge frequentie straling, de wer-
king van onvoldoende afgeschermde medi-
sche apparatuur evenals gehoortoestellen of
pacemakers beïnvloeden. Richt u tot een arts
of tot de fabrikant van het medische toestel
om vast te stellen of deze voldoende zijn afge-
schermd tegen externe hoge frequentie stra-
ling.
sturen van hoge frequentie straling, de wer-
king van onvoldoende afgeschermde medi-
sche apparatuur evenals gehoortoestellen of
pacemakers beïnvloeden. Richt u tot een arts
of tot de fabrikant van het medische toestel
om vast te stellen of deze voldoende zijn afge-
schermd tegen externe hoge frequentie stra-
ling.
Infrastructuur-netwerk
In een infrastructuurnetwerk communiceren meerdere
toestellen via een centraal access point (gateway, rou-
ter). Alle gegevens worden naar het access point (gate-
way, router) gestuurd en van hieruit verder verdeeld.
toestellen via een centraal access point (gateway, rou-
ter). Alle gegevens worden naar het access point (gate-
way, router) gestuurd en van hieruit verder verdeeld.
Draadloos netwerk (WLAN)
in- en uitschakelen
in- en uitschakelen
Standaard is het gebruik van het draadloze netwerk uit-
geschakeld. Deze functie kunt u inschakelen.
geschakeld. Deze functie kunt u inschakelen.
1 Zet het toestel aan met de aan-/uitschakelaar aan de
zijkant.
2 Na het startscherm verschijnt het hoofdmenu.
3 Kies met de navigatieknoppen Instellingen.
4 Bevestig met
à.
5 Kies met
/ WIFI & DLNA.
6 Bevestig met
à.
7 Kies met
/ Kopiëren.
8 Bevestig met
à.
9 Wijzig de instellingen met
/.
10 Bevestig met
à.
Met de knop
¿ gaat u een niveau terug in het menu.
Draadloos netwerk (WLAN)
instellen
instellen
1 Zet het toestel aan met de aan-/uitschakelaar aan de
zijkant.
2 Na het startscherm verschijnt het hoofdmenu.
3 Kies met de navigatieknoppen Instellingen.
4 Bevestig met
à.
5 Kies met
/ WIFI & DLNA.
6 Bevestig met
à.
7 Kies met
/ Kopiëren.
8 Bevestig met
à.
9 Kies met
/ het gewenste draadloze netwerk.
10 Bevestig met
à.
11 Als uw draadloze netwerk beveiligd is met een
wachtwoord, verschijnt er een invoervenster. Klik
met de touchpad of met een muis in het invoerveld
(zie ook hoofdstuk Touchpad/gebaren, pagina 8).
met de touchpad of met een muis in het invoerveld
(zie ook hoofdstuk Touchpad/gebaren, pagina 8).
12 Geef met de touchpad of een muis het wachtwoord
op het schermtoetsenbord in.
13 Klik op Verbinden.
Met de knop
¿ gaat u een niveau terug in het menu.
GEVAAR!