Futaba RC console 40 MHz No. of channels: 6 1-F4044 Data Sheet

Product codes
1-F4044
Page of 24
bestelnr.
40 MHz      nr. F4044
FC-16 Boat `n Truck
19
26.4  SERVO-INBOUW
Voor het bevestigen van de servo`s in ieder geval de bijgeslo-
ten rubberen tules en messing holnieten gebruiken. Bij het vast-
schroeven van de servo`s erop letten, dat de schroeven slechts 
zo strak worden aangedraaid , dat de messing nieten niet worden 
plat gedrukt. De trillingsdempende functie van de rubberen tules 
gaat anders verloren. 
De volgende afbeelding toont de servomontage
Deel A : montage op een houten plankje. Deel B: montage op een 
kunststof of aluminium plaat.
Bij automodellen wordt de servo in de daarvoor bestemde uit-
sparingen in de inbouwplaat ingebouwd. Bij scheepsmodellen 
worden  robbe-servosnelbevestigingen  gebruikt.  Besteed  veel 
aandacht aan de montage van de servo`s omdat servo`s gevoelig 
op trillingen reageren.
26.5  SERVOUITSLAG / SERVOHEVEL 
Elke servo moet over de gehele uitslag vrij kunnen bewegen, zon-
der mechanische begrenzing door een stuurstang of een roer. Dit 
geldt in het bijzonder voor de aansturing van de carburateur. De 
posities “volgas” en “stationair” moeten door de stuurknuppelposi-
ties en niet door de mechanische begrenzing van de carburateur 
bepaald worden. Anders wordt de servomotor bijna voortdurend 
volledig belast en verbruikt dan buitengewoon veel stroom. 
Voor robbe servo´s zijn verschillende servohevels leverbaar. Zie 
de afbeelding hiernaast. Tevens is de verandering van de positie 
per tandkrans-segment zichtbaar gemaakt.
Servo`s met een tandkrans-hevel maken het mogelijk de servo-neu-
traalstand mechanisch in te stellen. Men kan deze instellen, door 
eerst de bevestigingsschroef los te maken en vervolgens de hevel 
los te nemen. In de gewenste neutraalstand wordt de hevel weer 
vastgedrukt en met de schroef bevestigd. In de onderstaande af-
beelding is een servo met aangesloten stuurstangen weergegeven. 
 
26.6  INBOUW VAN DE SERVOSTUURSTANGEN.
In principe moet de inbouw van de stuurstangen zo plaatsvinden, 
dat ze buitengewoon licht lopen. Anders wordt er teveel stroom 
verbruikt, waardoor de bedrijfstijd aanzienlijk afneemt. Bovendien 
wordt de precisie van de stand van de roeren beduidend slechter. 
Dit heeft een negatief effect op het rij- of vaargedrag.
26.7  CAPACITEIT / BEDRIJFSTIJD VAN DE ONTVANGE-
RACCU
Voor alle stroombronnen geldt: Bij lage temperaturen neemt 
de capaciteit sterk af. D.w.z.; dat de bedrijfstijd bij lage tem-
peraturen aanzienlijk korter wordt.
De  bedrijfstijd  is  sterk  afhankelijk  van  het  aantal  aangesloten 
servo’s , hoe licht de stuurstangen lopen en hoe vaak er een 
stuurbeweging gemaakt wordt. Een standaard servo neemt bij 
een lopende motor tussen 150 mA en 600 mA op en bij een stil-
staande motor ca. 8 mA. Superservo’s of sterke digitale servo’s 
gebruiken bij volle stelkracht wel tot 1300 mA piekstroom.
Gebruik altijd een accu waarvan de capaciteit overeenkomt 
met het stroomverbruik van de servo’s.
Let erop dat de stuurstangen licht lopen, en dat de servo’s in hun 
uitslag niet mechanisch begrensd worden. Een servo die mecha-
nisch begrensd wordt neemt de maximale stroom op en kan op 
de duur defect gaan.
Als bij een ontvangstinstallatie de servo’s merkbaar langzamer 
gaan lopen, wil dit zeggen dat de accu bijna ontladen is. Het stu-
ren moet dan gestopt worden en de accu geladen worden.
Het is aan te bevelen om tijdens gebruik een accucontroller toe te 
passen die de nodige informatie over laadtoestand van de accu 
verschaft.
 
4
5
6
1   Moer
2   Ringetje
3   Rubberen tule
4   Holniet
5   Aluminium plaat
6   Schroef
1   Houtschroef 
2   Ringetje
3   Rubberen tule
4   Holniet 
5   Hout
1
2
3
1
2
3
4
5
Servohevel schroef
Stuurstangen