Reely remote control RtF 2100 mm 1289571 Hoja De Datos

Los códigos de productos
1289571
Descargar
Página de 108
99
10.    Invliegen van het model
Nadat u het zwaartepunt, de werking van de motor en de richting van de roerbewegingen gecontroleerd heeft, is uw 
model klaar voor de eerste vlucht. Wij adviseren om in ieder geval contact op te nemen met een ervaren modelpiloot 
of een modelbouwvereniging bij u in de buurt te zoeken wanneer u met het invliegen van een vliegmodel niet ver-
trouwd bent.
a) Test van de reikwijdte
Vóór de eerste start moeten alle accu‘s (vb. in de zender en vliegaccu) volgens de instructies van de fabrikant 
opgeladen worden. Doe op het vliegterrein eerst een test van de reikwijdte van de afstandsbediening. Stel hiervoor 
de zender en vervolgens de ontvanger in werking. Controleer het bereik volgens de instructies van de gebruiksaan-
wijzing van uw afstandsbediening. 
b) De start
Principieel is het mogelijk het model alleen te starten. Voor de eerste vlucht raden wij u echter aan de hulp van een 
starthelper in te roepen, die het model met de hand start. Zo heeft u beide handen voor het sturen vrij en kunt u zich 
geheel op het model concentreren. De start en de latere landing moeten altijd tegen de wind gebeuren.
  Onze tip: 
 
Om de vliegpositie van uw model nauwkeurig te kunnen zien, gaat u zijdelings achter de starthelper staan 
en kijkt u precies in de vliegrichting van het startende model.
Voor de start neemt de starthelper het model met duim en wijsvinger onder aan de romp onder de vleugels vast. Geef 
nu langzaam gas en laat de motor met vol vermogen lopen. De starthelper geeft daarop het model met een zachte 
zwaai recht naar voren en tegen de wind vrij. 
Het model moet nu in een vlakke hoek naar boven opstijgen. Probeer hierbij zo min mogelijk te sturen. De klimhoek 
kunt u aan de hand van de vermindering van het motorvermogen en/of door het diepteroer sturen. Pas wanneer 
het model vanzelf zijn vliegpositie verandert en bijv. een bocht vliegt, te snel stijgt of de romppunt naar beneden wil 
drukken, corrigeert u de vliegpositie met de noodzakelijke stuurcommando’s. 
Voor een fijngevoelige correctie van de vliegpositie en voor gerichte richtingsveranderingen vanuit de normale vlieg-
positie zijn maar geringe of kortdurende knuppelbewegingen van de zender nodig. 
Wanneer de gewenste vlieghoogte is bereikt, vermindert u het motorvermogen of schakel de motor volledig uit en 
leidt u de eerste bocht in. 
c) Bochten vliegen
Het vliegen van bochten wordt met het rolroer gestart, hierdoor neigt het model naar de zijkant. Wanneer de gewenste 
schuine stand van het model bereikt is, wordt het rolroer terug naar de middenpositie gestuurd. Gelijktijdig wordt door 
zacht trekken aan de stuurknuppel voor het hoogteroer, de bocht op gelijkblijvende hoogte gevlogen.
Als het model in de gewenste richting vliegt, kunt u met een korte beweging van het rolroer in de andere richting het 
model weer horizontaal laten vliegen en het hoogteroer naar de middenpositie terug brengen. Probeert u in het begin 
geen te korte bochten te vliegen en let ook in de bochten op een gelijk blijvende vlieghoogte.