Lufft Opus 20 THI PoE Temperature, Humidity Data Logger 8120.01 Scheda Tecnica

Codici prodotto
8120.01
Pagina di 9
 
NL 
Gebruiksaanwijzing datalogger 
 
 
 
 
Mode M2 selecteren 
  Voorbeeld  van  de  weergave 
in mode M2 
De  meetwaarden  worden  weergegeven.  De  grootheden  die 
via  SmartGraph  zijn  ingesteld,  worden  op  de  drie 
weergaveregels getoond in een in te stellen interval. 
In  deze  mode  is  de  logging  uitgeschakeld,  de  meetwaarden 
worden niet in het geheugen opgeslagen. Op het scherm geeft 
de indicatie STOP aan dat de logging is uitgeschakeld. 
Werkingsmode M3 
 
 
 
 
Mode M3 selecteren 
  Voorbeeld van de weergave in 
mode M3 
Zowel  het  meten  als  het  loggen  is  ingeschakeld.  De 
grootheden  die  via  SmartGraph  zijn  ingesteld,  worden  op  de 
drie weergaveregels getoond in een in te stellen interval. 
In  deze  mode  plaatst  de  datalogger  maximaal  20  kanalen  in 
het  geheugen,  in  te  stellen  via  SmartGraph.  Op  het  scherm 
geeft de indicator REC aan dat er metingen worden gelogd. 
Werkingsmode M4 
 
 
 
 
Mode M4 selecteren 
  Weergave in mode M4 
 
Het meten en het loggen zijn ingeschakeld, maar de weergave 
is uitgeschakeld. 
Er  verschijnen  geen  waarden  op  de  weergaveregels.  In  deze 
mode  plaatst  de  datalogger  maximaal  20  kanalen  in  het 
geheugen,  in  te stellen  via  SmartGraph.  Op  het scherm geeft 
de indicatie REC aan dat er metingen worden gelogd. 
 
6.2.2.  Netwerkfunctie (M51) 
 
 
 
 
Netwerkmode M51 selecteren   Voorbeeld van de weergave in 
netwerkmode M51 
 
Als de datalogger op een lokaal netwerk is aangesloten en de 
netwerkfunctie  is  ingeschakeld,  dan  kunnen  de  software-  en 
de meetinstellingen via het netwerk worden gewijzigd. 
De datalogger verzendt een bericht via UDP. Hierdoor kan de 
SmartGraph de datalogger automatisch op het lokale netwerk 
detecteren. 
Als  de  datalogger  voor  het  eerst  op  het  netwerk  wordt 
aangesloten (netwerkapparaat toevoegen), moet u misschien 
met  behulp  van  SmartGraph,  de  netwerkinstellingen  van  de 
datalogger aanpassen aan de bestaande netwerkconfiguratie. 
De fabrieksinstelling is DHCP. 
Raadpleeg  voor  meer  informatie  over  de  netwerkfunctie  de 
software-handleiding.  Deze  is  beschikbaar  via  de  helpfunctie 
van SmartGraph. 
Met  de  professionele  versie  van  de  SmartGraph  is  het 
mogelijk  om  via  het  netwerk  de  actuele  en  de  reeds 
opgeslagen  meetwaarden  op  te  vragen  in  een  in  te  stellen 
interval. 
Gebruik van de netwerkfunctie 
Om de netwerkkaart van de datalogger continu te gebruiken, 
dient  u  de  datalogger  aan  de  muur  te  monteren.  Laat  een 
ruimte  vrij  van  50  cm  waar  de  lucht  ongehinderd  kan 
circuleren en vermijd alle luchtstroming (ventilator, verlichting 
enz.). 
Voeding in de netwerkmode 
De ingebouwde netwerkkaart van de datalogger verhoogt het 
stroomverbruik. 
Als  de  netwerkfunctie  actief  is,  controleert  het  apparaat 
automatisch in vaste intervallen de netwerkstatus. Als er geen 
actief  lokaal  netwerk  wordt  gedetecteerd,  schakelt  het 
apparaat de netwerkfunctie na 12 minuten uit. 
In  de  PoE-versie,  beschikbaar  als  optie,  kan  de  datalogger 
direct via de netwerkverbinding worden gevoed. 
 
6.2.3.  Fabrieksinstellingen (M52) 
 
 
  Met  deze  functie  kunt  u  de 
fabrieksinstellingen 
herstellen. 
Resetmode M52 selecteren     
 
6.2.4.  Optie geluidssignaal (M53) 
 
 
 
 
De geluidsoptie M53 
selecteren
 
  Een voorbeeld van de 
weergave in mode M53 
 
Met  de  geluidsoptie  kunt  u  het  geluidssignaal  van  de 
datalogger  in-  of  uitschakelen.  Als  het  geluidssignaal  is 
ingeschakeld,  wordt  de  desbetreffende  indicatie  op  het 
scherm getoond. 
Als het geluidssignaal is ingeschakeld en er treedt een alarm 
op voor een tot drie ingestelde grootheden, dan wordt er een 
geluidssignaal gegeven. 
Bovendien  wordt,  als  het  geluidssignaal  is  ingeschakeld, 
telkens een geluidssignaal gegeven als u naar een volgende 
optie navigeert of een nieuwe werkingsmode bevestigt. 
Er  wordt  ook  een  geluidssignaal  gegeven  als  de  datalogger 
de navigatie stopt na verloop van een bepaalde tijd.