Ciclosport Navic 50 GPS Cycle Computer With Data Logger 10520050 データシート

製品コード
10520050
ページ / 25
 
 
Daarvoor de gewenste functie kiezen (met de toets rechtsboven) en met de toets linksboven 
bevestigen.  
 
Mogelijke keuze: 
POI 
Hier kunnen de opgeslagen POI's worden afgeroepen (zie hfdst. 4.6). 
 
Naar huis (BackTrack) 
Hier kunnen de tot dan toe opgeslagen (opgenomen) ritten worden afgeroepen voor 
‚BackTrack’ navigatie. Daarbij kan na keuze van de gewenste rit, als extra worden 
uitgekozen of de navigatie ‚Direkt’ (directe lijn naar het startpunt van de uitgekozen rit) of in  
‚Sequenz’ (precies zo terug als de rit gereden werd) aangegeven wordt.  
 
Toer Ontwerp 
Hier kan een met het programma CicloGuide samengestelde rit worden opgeroepen. Daarbij 
worden de verschillende routemarkeringen aangegeven (beginnend met het doel). Als niet 
tot het einde genavigeerd moet worden maar bijv. alleen tot een tussendoel, met de toets 
rechtsboven de gewenste markering (tussendoel) uitkiezen en met de toets linksboven 
bevestigen.  
 
Profiel-Navi 
Hier kunnen verschillende met het programma CicloGuide opgeslagen punten (net zoals bij 
POI's) worden opgeroepen. Dat is bijv. nuttig in de vakantie: al thuis via het programma 
CicloGuide het vakantieadres als Profiel-Navigatiepunt opslaan, dan kan in de vakantie te 
allen tijde naar dit adres terug genavigeerd worden.  
 
Wordt een uitgekozen POI/BackTrack/route of Profiel-Navigatie met de toets linksboven 
bevestigd, springt de CicloNAVIC 50 automatisch naar de hoofdmodus terug en start de 
navigatie. 
 
Tegelijkertijd wordt automatisch een opname gestart (uitzondering: keuze van een „naar-
huis”-rit). 
 
Info 
Hier kunnen diverse instellingen worden gedaan (zie hfdst. 5). 
 
4.5 Gebruik als Data-Logger (Het opslaan van ritten) 
 
Om gereden ritten op te slaan, voor het begin van de rit de opname starten: daarvoor in de 
hoofd-modus de toets linksboven 3 sec. lang indrukken. Op het display verschijnt een klein 
Popup-venster met 4 symbolen. 
 
Deze betekenen: 
 
 
 
 
 
 
 
 
Met de toets rechtsboven de gewenste functie uitkiezen en door kort op de toets 
linksboven te drukken bevestigen. Op het display wordt dan rechts onderaan het 
betreffende symbool aangegeven.