Philips Wireless Notebook Adapter SNN6500 11a/b/g True Turbo Benutzerhandbuch

Seite von 25
NL
18
Woordenlijst
DHCP – Dynamic Host Configuration Protocol. Dit protocol configureert
automatisch de TCP/IP-instellingen van iedere computer in uw thuisnetwerk.
DNS Server Address – DNS staat voor Domain Name System, waarmee host-
computers op het internet kunnen beschikken over een domeinnaam en één of meer
IP-adressen. Een DNS-server houdt een database bij van host-computers en hun
respectievelijke domeinnamen en IP-adressen, zodat wanneer er een domeinnaam
wordt aangevraagd, de gebruiker naar het juiste IP-adres wordt gestuurd.
Het DNS serveradres dat wordt gebruikt door de computers in uw thuisnetwerk is
de locatie van de DNS-server die uw ISP heeft toegewezen.
DSL-modem – DSL staat voor Digital Subscriber Line. Een DSL-modem maakt
gebruik van uw bestaande telefoonlijnen om gegevens met hoge snelheden te
verzenden. 
Ethernet – Een standaard voor computernetwerken. Ethernet-netwerken zijn
aangesloten door middel van speciale kabels en hubs en verzenden gegevens met een
snelheid tot 10 miljoen bits per seconde (Mbps).
HPNA – Home Phone Line Networking Alliance. Dit is een vereniging van bedrijven
die o.a. samenwerken om te garanderen dat er één, algemene netwerkstandaard wordt
gebruikt voor de telefoonlijn. Uw Home Connect thuisnetwerk gateway voldoet aan
HPNA Specificatie 2.0, waarbij netwerksnelheden mogelijk zijn van maximaal 1 miljoen
bits per seconde (Mbps) met gebruikmaking van de bestaande telefoonlijnen in uw huis.
IP-adres – IP staat voor Internet Protocol. Een IP-adres bestaat uit een reeks van
vier nummers die met punten worden gescheiden. Hiermee wordt een enkele, unieke
Internet computerhost aangeduid. Bijvoorbeeld: 192.34.45.8.
ISP Gateway Address – (zie ISP voor omschrijving). Het ISP Gateway Address is
een IP-adres voor de Internet-router die zich op de vestiging van de ISP bevindt.
Dit adres is alleen noodzakelijk als er gebruik wordt gemaakt van een kabel- of
DSL-modem.
ISP Internet Service Provider. – Een ISP is een bedrijf dat aansluiting biedt op het
Internet voor particulieren en bedrijven of organisaties.
LAN (Local Area Network). – Een LAN is een groep computers en apparaten die
op elkaar zijn aangesloten in een relatief klein gebied (bijvoorbeeld een huis of
kantoor). Uw thuisnetwerk wordt als een LAN gezien.
MAC-adres – MAC staat voor Media Access Control. Een MAC-adres is het
hardware-adres van een apparaat dat aangesloten is op een netwerk.
NAT – Network Address Translation. Dit proces maakt het mogelijk dat alle
computers in uw thuisnetwerk gebruik maken van één IP-adres. Door gebruik te
maken van de NAT-functie van de Home Connect thuisnetwerk gateway, kunt u
toegang krijgen tot het Internet vanaf iedere computer in uw thuisnetwerk, zonder
dat u meerdere IP-adressen hoeft aan te schaffen bij uw ISP.
PPPoE – Point-to-Point Protocol over Ethernet. Point-to-Point Protocol is een
methode voor veilige gegevenstransmissie die oorspronkelijk is gecreëerd voor
inbelverbindingen; PPPoE is voor Ethernet-verbindingen.
Secondary Dial-Up (Tweede inbelnummer) – Er wordt een tweede inbelnummer
gebruikt door uw ISP als er via het eerste inbelnummer te veel andere klanten
toegang hebben. Het tweede inbelnummer wordt gebruikt als er geen toegang kan
worden verkregen tot het eerste inbelnummer.
SPI – Stateful Packet Inspection. SPI is het type Internetbeveiliging op bedrijfsniveau
dat wordt geleverd door uw Home Connect thuisnetwerk gateway. Door gebruik te
maken van SPI, werkt de gateway als een “firewall”, waardoor uw netwerk wordt
beschermd tegen computerhackers.
Subnet Mask – Een subnet mask, wat onderdeel kan zijn van de TCP/IP-informatie
die wordt verstrekt door uw ISP, is een reeks van vier nummers met dezelfde opmaak
als een IP-adres. Het wordt gebruikt om IP-adresnummers te creëren die alleen binnen
een bepaald netwerk worden gebruikt (in tegenstelling tot geldige IP-adresnummers
die worden herkend door het Internet en die moeten zijn toegewezen door InterNIC).
TCP/IP – Transmission Control Protocol/Internet Protocol. Dit is het standaard
protocol voor gegevenstransmissie over het Internet.
WAN – Wide Area Network. Een netwerk dat computers in geografisch
afzonderlijke gebieden op elkaar aansluit (b.v. verschillende gebouwen, steden,
landen). Het Internet is een wide area network.