Benning TRITEST pro Multi-Tester 020052 Datenbogen

Produktcode
020052
Seite von 5
10/ 2014 
TRITEST
® 
pro 
 
Bedieningshandleiding
TRITEST
®
 pro
Voor u de draaiveldaanwijzer TRITEST
®
 pro 
gebruikt:
Lees de bedieningshandleiding en houd absoluut 
rekening met de veiligheidsaanwijzingen!
Inhoud
1. Veiligheidsaanwijzingen
2. Beschrijving van het toestel 
3. Werkingscontrole
4. Draaiveldcontrole
5. LED-zaklamp
6. Batterij vervangen
7. Technische gegevens
8. Algemeen onderhoud
9. Milieubescherming 
1. Veiligheidsaanwijzingen:
-   Neem het toestel tijdens de controle alleen vast 
aan de geïsoleerde testpennen 9,   en  en 
raak de blanke testelektroden 8 niet aan!
-   Controleer de goede werking van het toestel 
onmiddellijk voor en na het gebruik! (zie paragraaf 
3). Het toestel mag niet worden gebruikt als de 
functie van een of meer indicatoren uitvalt of als 
er geen werkingsparaatheid kan worden vastge-
steld! 
-   Wanneer verondersteld mag worden dat gevaar-
loos gebruik niet meer mogelijk is, moet toestel 
buiten gebruik worden genomen.
-   Vermijd in elk geval dat het toestel nat wordt of 
bedauwd raakt (condenswatervorming). Het toe-
stel moet ook worden beschermd tegen verontrei-
niging en beschadiging!
-   Het toestel mag alleen worden gebruikt in het 
opgegeven nominale spanningsbereik en in elek-
trische installaties tot AC 500 V! 
-   Het toestel mag alleen worden gebruikt in stroom-
kringen van de overspanningscategorie CAT III 
met max. 300 V t.o.v. aarde. Bij metingen binnen 
meetcategorie III mag het uitstekende, geleidende 
gedeelte van een testelektrode 8 van de meetka-
bel niet langer zijn dan 4 mm. Vooraleer metingen 
in meetcategorie III worden uitgevoerd, moeten 
de meegeleverde, met CAT III gemerkte opsteek-
kappen op de testelektroden 8 worden gestoken. 
Deze maatregel beschermt de gebruiker.
-   Merk op dat werken aan spanningsvoerende 
onderdelen en installaties altijd gevaarlijk zijn. 
Zelfs spanningen vanaf 30 V AC en 60 V DC kun-
nen levensgevaarlijk zijn voor de mens.
-   Gebruik het toestel niet met geopend batterijvak.
-   Het toestel is bedoeld voor gebruik door elektri-
ciens in combinatie met veilige werkwijzen. 
-   Het toestel mag niet uit elkaar worden genomen! 
Opgelet!
Het toestel is uitgerust met een krachtige LED-zak-
lamp. Kijk nooit direct of indirect via weerkaatsende 
oppervlakken in de LED-straal. De LED-straal kan 
onherstelbare schade aan het oog veroorzaken.
Symbolen op het toestel: 
Symbool Betekenis
Opgelet Documentatie opvolgen!
Het symbool geeft aan dat de aanwijzin-
gen in de bedieningshandleiding moeten 
worden opgevolgd om gevaar te vermij-
den
AC wisselspanning
Aarde (spanning t.o.v. aarde)
Dit symbool geeft de oriëntatie van de 
batterijen aan om ze met de juiste pola-
risatie te plaatsen.
Opgelet potentieel gevaarlijke optische 
straling!
Kijk niet direct in de straal, gevaar voor 
het netvlies!
Opgelet! Magneten kunnen de werking 
beïnvloeden van pacemakers en inge-
plante defibrillatoren. Als drager van der-
gelijke toestellen dient u een voldoende 
grote afstand tot de magneet aan te 
houden.
2. Beschrijving van het toestel
1
  Rode LED voor buitengeleider (fase) L1
2
  Rode LED voor buitengeleider (fase) L2
3
  Rode LED voor buitengeleider (fase) L3
4
  Rode LED voor draairichting links
5
  Groene LED draairichting rechts
6
  Krachtige LED-zaklamp
7
 Knop
8
  Testelektroden met opsteekkappen
9
  Testpen L1 (bruin), nr.: 10112582
  Testpen L2 (zwart), nr.: 10112581
  Testpen L3 (grijs), nr.: 10112584
  Aftakklem, nr.: 709269
  Vergrendeling deksel van batterijvak
  Deksel batterijvak met magneet, riemklem en 
technische gegevens
3. Werkingscontrole
-   Controleer de goede werking van het toestel 
onmiddellijk voor en na het gebruik!
-   Test de functie van de LED's 1, 2 en 3 voor de 
weergave van de buitengeleiders L1, L2 en L3 en 
van de LED's 4 en 5 van de draaiveldaanwijzer 
op een bekende spanningsbron, bijv. een 400 V 
CEE-contactdoos.
-   Gebruik het toestel niet als niet alle functies per-
fect werken!
-  De batterijen moeten worden vervangen als de 
lichtsterkte van de LED-zaklamp 6 afneemt.
4. Draaiveldcontrole
-  Contacteer de met L1, L2 en L3 gemarkeerde 
aansluitleidingen met het te controleren net. 
Gebruik daartoe de testpennen 9,  en  of de 
aftakklem . 
-  Buitengeleiderspanningen worden aangegeven 
door de rode LED’s 1, 2 en 3.
-  Afhankelijk van de aansluiting wordt de rode LED 
4
 voor "links draaiveld" of de groene LED 5 voor 
"rechts draaiveld" geactiveerd.
-  Door de testpennen op twee buitengeleiders om 
te wisselen, moet het draaiveld veranderen.
 -  Bij elke controle moet op de aanwezigheid van de 
drie buitengeleiderspanningen worden gelet. Pas 
dan is de indicatie evalueerbaar!
Opmerking: 
De controle van de draaiveldrichting (fasevolgorde) 
werkt ook perfect wanneer de batterijen uitgenomen 
tritest-pro_d3.indd   7
24.10.2014   09:08:46