Reely 4WD RtR 2.4 GHz E16RTBL Datenbogen

Produktcode
E16RTBL
Seite von 140
128
  Let op:
 
•  Wijzig de instellingen alleen stap voor stap en controleer vervolgens of het veranderde rijgedrag aan uw 
verwachtingen voldoet. Noteer de aangebrachte wijzigingen zodat u ze makkelijk opnieuw ongedaan kunt 
maken.
 
•  Worden de kogelkopschroeven (A) en (B) in de tegengestelde richting gedraaid worden (een schroef naar 
links in de richting van de wijzers van de klok, de andere tegen de wijzers van de klok in), dan verandert 
dit het voor-/naspoor en niet de wielvlucht!
 
•  Draai beide kogelkopschroeven (A) en (B) altijd gelijkmatig, vb. beide schroeven een kwartdraai in de 
richting van de wijzers van de klok.
 
•  Let erop dat de schroefdraad van de kogelkopschroeven (A) en (B) minstens tot 2/3 in de wieldraagarm 
ingedraaid blijft. Worden de schroeven te ver uitgedraaid, dan kan niet enkel de aandrijfbron uitvallen, 
maar het gevaar bestaat ook dat het staartroer beschadigd raakt, wanneer de kogelkopschroef uit de 
schroefdraad breekt.
 
  Worden beide kogelkopschroeven te ver ingedraaid, dan loopt de motor te streng; dit moet ook worden 
vermeden.
 
•  De beide buitenliggende metalen tapeinden (C) dienen voor het vastmaken van de in de fusee liggende 
kogelkopschroeven (A) en (B).
 
  Het is juist en optimaal wanneer de kogelkopschroeven in de fusee makkelijk kunnen bewegen, maar niet 
wankelen. Enkel dan is de probleemloze vering van het wiel mogelijk!
 
  Draai de metalen tapeinden (C) niet met geweld vast aangezien dan de vering te strak is; het wiel kan niet 
goed in- en opnieuw uitveren.
 
  Als  daarentegen  het  metalen  tapeind  (C)  niet  voldoende  wordt  vastgedraaid,  wikkelen  de  kogelkop-
schroeven (A) en (B) in de fusee en wordt het rijgedrag oncontroleerbaar aangezien de wielvlucht tijdens 
het rijden verandert.
b) Spoor instellen
Het spoor (toespoor = afbeelding „A“, naspoor = afbeelding „B“) heeft bet-
rekking van de stand van het wielvlak ten opzichte van de rijdrichting. 
Tijdens het rijden worden de wielen door de rolweerstand vooraan uit elk-
aar gedrukt en staan daarom niet meer exact parallel t.o.v. de rijrichting. 
Ter compensatie kunnen de wielen van het stilstaand voertuig zo ingesteld 
worden dat ze vooraan lichtjes naar binnen wijzen. Dit toespoor zorgt tege-
lijkertijd voor een betere zijdelingse geleiding van de banden en zodoende 
voor een directere reactie van de besturing. 
Als u een zachtere reactie van de besturing wenst, kan dit via de instelling 
van een naspoor bereikt worden, d.w.z. de wielen van het stilstaand voer-
tuig wijzen naar buiten. 
  De bovenstaande afbeelding toont een sterk overdreven instelling die enkel dient voor de verduidelijk van 
het onderscheid tussen voor- en nadeel. Wordt een dergelijke instelling bij het voertuig gekozen dan is het 
nu nog zeer slecht wisselbaar!
¦ ¦
A
B