Bosch LTC 9440 User Manual

Page of 96
54 
345°-modellen met  
pre-positieoptie
5,6 
Doorvoerbedrading 
 
  Nummer pin 
Kleur  
  1: voeding PP (+)  
oranje
2
   
  2: zwenkpositie 
geel
2
 
 
  3: retourleiding PP (-)  
grijs
2
 
 
  4: kippositie 
wit/zwart
2
 
  5: objectief gemeensch.  
groen
2
   
  6: zoom  
blauw
2
   
  7: focus  
violet
2
   
  8: positie zoom  
bruin2
 
   
  9: positie focus  
zwart
2
   
10: accessoire  
wit
2,3
 
 
11: accessoire  
rood
2,3
   
12: accessoire  
geel
2,3 
13: NA
1
 
14: NA
1
 
15: NA
1
 
16: links zwenken 
wit 
17: NA
1
 
18: rechts zwenken 
violet 
19: zwenk/kip gemeensch. 
blauw 
20: omhoog kippen 
bruin 
21: omlaag kippen 
wit/geel 
22: aarde  
groen/geel
2
 
23: camera AC-lijn  
zwart
2,4
 
24: camera nulleider  
wit
2,4
 
 
345°-modellen met  
pre-positieoptie
5,6 
Standaardbedrading 
 
  Nummer pin 
Kleur  
  1: voeding PP (+)  
oranje
2
   
  2: zwenkpositie 
geel
2
 
  3: retourleiding PP (-)  
grijs
2
 
 
  4: kippositie 
wit/zwart
2
 
  5: NA
1
 
 
  6: NA
1
 
 
  7: NA
1
 
 
  8: NA
1
 
 
  9: NA
1
 
 
10: NA
1
 
 
11: NA
1
 
 
12: NA
1
 
 
13: NA
1
 
14: NA
1
 
15: NA
1
 
16: links zwenken 
wit 
17: NA
1
 
18: rechts zwenken 
violet 
19: zwenk/kip gemeensch. 
blauw 
20: omhoog kippen 
bruin 
21: omlaag kippen 
wit/geel 
22: aarde  
groen/geel
2
 
23: NA
1
 
24: NA
1
 
 
 
Voetnoten 
1. 
NA -- Niet Aangesloten; niet gebruiken. 
2. 
(Kleurcodes) geven doorvoerbedrading aan 
naar camera/behuizing. 
3. 
Alleen van toepassing op modellen van  
24 volt. Pin 10 t/m 12 worden niet gebruikt 
in modellen van 110 of 220 volt. 
4. 
Genoemde (kleurcodes) zijn voor modellen 
van 24 en 110 volt. Voor modellen van  
220 volt zijn de kleurcodes (23) bruin en 
(24) blauw. 
5. 
De geleiders voor pin 16 t/m 24 (indien van 
toepassing) op modellen van 220 volt 
dienen te worden geïsoleerd van andere 
bedrading op basis van de strengere isolatie-
eisen van DIN VDE 0860/05.89,  
IEC 65. De geleiders voor pin 16 t/m 24 
(indien van toepassing) moeten worden 
uitgevoerd in HAR-draad met een minimale 
koperdoorsnede van 0,75 mm
2
 (H05 VV-F). 
6. Raadpleeg 
afbeelding 6 onder 
Aansluitschema’s voor het 
bedradingsschema. 
15. Raadpleeg 
afbeelding 7 onder 
Aansluitschema’s voor het 
bedradingsschema. 
16.  Alleen voor modellen met pre-positieoptie. 
Raadpleeg afbeelding 8 voor het 
bedradingsschema. 
 
 
 
 
3.8 Zwenkstops 
(345°-modellen) 
Bepaal de positie van de drie (3) begrenzingsstops op de basis 
van de unit. De rode begrenzingsstop is de vaste stop. Deze 
is niet instelbaar en dient niet te worden verwijderd. De 
overige twee (2) stops
 
zijn de zwenkstops. Deze zijn 
aangebracht aan weerszijden van de zwenkschakelaar. 
De twee (2) zwenkstops zijn instelbaar en worden vastgezet 
met een stelschroef. Deze schroeven kunnen worden bereikt 
via de opening in het uiteinde van elke stop. Gebruik een 
3/32-inch inbussleutel (meegeleverd) om de stelschroeven los 
te draaien en vast te zetten. Zie afbeelding 3
 
S928A19CE
Achterzijde
Bovenaanzicht basis
Voorzijde
Pan
Stops
Vaste stop (rood)
Links
(linksom)
Rechts
(rechtsom)
 
 
Afbeelding 3: locaties zwenkstops (345°-modellen) 
 
 
 
4 BEDIENING 
4.1 
Handmatige zwenkfunctie (345°-modellen) 
De zwenkstops bepalen de grenzen van de handmatige 
zwenkfunctie. De twee (2) instelbare zwenkstops kunnen 
afhankelijk van de gewenste werking in een andere positie 
worden geplaatst of worden verwijderd. De opstelling met 
het maximale zwenkbereik wordt weergegeven in 
afbeelding 4
Waarschuwing: verplaats of verwijder nooit 
de vaste stop. Voor een goede werking van 
de zwenkfunctie moet deze stop altijd op 
zijn plaats blijven. 
4.2 
Automatische zwenkfunctie (345°-modellen) 
Om van de automatische zwenkfunctie gebruik te kunnen 
maken dienen pin 16 (links zwenken), pin 18 (rechts 
zwenken) en pin 19 (gemeensch.) te worden aangesloten. Zie 
afbeelding 6. De automatische zwenkfunctie wordt tot 
stand gebracht doordat de besturingseenheid wijzigingen 
detecteert in de stroom die door de zwenkmotor loopt. 
Zodra er een zwenkstop wordt bereikt, loopt er geen 
stroom meer en zorgen de interne schakelingen van de 
besturingseenheid ervoor dat de automatische 
zwenkbeweging van richting verandert.  
Opmerking: de zwenk/kipbesturingseenheid moet zijn 
uitgerust met speciale stroomdetectieschakelingen om in 
deze modus de automatische zwenkfunctie te kunnen 
gebruiken. De zwenkstops of de vaste stop zijn bepalend 
voor de grenzen van de automatische zwenkfunctie.