Xerox WorkCentre 5945/5955 User Guide

Page of 768
Aan de slag
WorkCentre
®
 5945/5955
68
Handleiding voor de gebruiker
Als Accountadministratie is ingeschakeld, moet u mogelijk aanmeldgegevens invoeren in de 
printerdriver voordat u uw opdracht kunt verzenden.
Met de optie Opgeslagen opdracht kunt u opdracht opslaan op de harde schijf van de printer, zodat 
de opdracht op een geschikt tijdstip of via Internet Services kan worden afgedrukt.
Opmerking: 
De systeembeheerder moet de functie Opdrachtopslag in uw printerdriver inschakelen 
voordat u de optie Opgeslagen opdracht kunt gebruiken. Als u zelf uw eigen driverinstellingen kunt 
bijwerken, kunt u deze functie vinden door het venster met drivers te openen, met de 
rechtermuisknop op de driver te klikken, Printereigenschappen te selecteren en vervolgens het 
tabblad Configuratie. Stel de status van de module Opdrachtopslag in op Geïnstalleerd via het 
keuzemenu in het gedeelte Beschikbare componenten.
1.  Open het document dat moet worden afgedrukt. Vanuit de meeste programma's selecteert u 
Archief en selecteert u vervolgens Druk af in het bestandsmenu.
2.  Voer het aantal kopieën in dat u wilt maken. Afhankelijk van de applicatie die u gebruikt, kunt 
u eventueel ook een paginabereik selecteren en andere afdrukselecties maken.
3.  Selecteer de Xerox-driver in de lijst met beschikbare printerdrivers.
4. Selecteer 
Xerox-toepassingen in het eigenschappenmenu van de printerdriver - de naam van 
het menu varieert afhankelijk van het programma van waaruit u afdrukt. Vanuit de meeste 
programma's selecteert u het keuzemenu waarin Aantal en Pagina's staat of waarin de naam 
van het programma staat.
5. Selecteer 
Papier/aflevering in het selectiemenu Xerox-toepassingen. Dit is meestal het actieve 
gedeelte wanneer de printerdriver wordt geopend.
6. Selecteer 
Opgeslagen opdracht in het keuzemenu Opdrachttype.
7. Selecteer 
het 
invoervak 
Opdrachtnaam en voer de naam van uw opdracht in via het 
toetsenbord.
Selecteer Documentnaam gebruiken in het keuzemenu Opdrachtnaam om uw opdracht 
met dezelfde naam op te slaan als het originele document. 
8.  Selecteer in het keuzemenu Map de map waarin uw opdracht opgeslagen moet worden. 
Als de door u gewenste map niet wordt weergegeven, kunt u via het toetsenbord de naam 
invoeren van de map waar uw opdracht opgeslagen moet worden. Alle gebruikers kunnen 
hun opdrachten opslaan in de standaard openbare map.
9.  Selecteer zo nodig de toets Afdrukken en opslaan. Als u de toets Opslaan selecteert, wordt uw 
opdracht opgeslagen maar niet afgedrukt.
10.  Selecteer zo nodig de toets Privé om uw document met een toegangscode te beveiligen.
Klik in het invoervak Toegangscode en voer een toegangscode van 4 tot 10 cijfers via het 
toetsenbord.
Opmerking: 
Als u uw opdracht wilt vrijgeven, moet u eerst deze toegangscode invoeren via de 
aantaltoetsen op het bedieningspaneel van het apparaat. Gebruik alleen cijfers en kies een 
toegangscode die goed te onthouden is, maar niet makkelijk te raden voor anderen.
Klik in het invoervak Toegangscode bevestigen en voer de toegangscode van 4 tot 10 
cijfers nogmaals in via het toetsenbord.
11.  Klik op de toets OK.
12.  Selecteer de gewenste optie(s).
13.  Selecteer de bevestigingstoets. De naam varieert afhankelijk van de applicatie van waaruit u 
afdrukt. Vanuit de meeste applicaties selecteert u de toets OK of Afdrukken.
Meer informatie