Xerox WorkCentre 5325/5330/5335 User Guide
Scannen
WorkCentre 5300 Multifunctionele printer
Handleiding voor de gebruiker
127
Op de printer opgeslagen bestanden afdrukken
Een bestand afdrukken dat is opgeslagen in een map op de printer:
1.
1.
Druk op de toets Home Functies.
2.
Druk op het aanraakscherm op Verzenden uit map.
3.
Druk op de gewenste map. Als een toegangscode vereist is, voert u de toegangscode in met
behulp van het alfanumerieke toetsenblok. Druk vervolgens op Bevestigen op het aanraakscherm.
behulp van het alfanumerieke toetsenblok. Druk vervolgens op Bevestigen op het aanraakscherm.
4.
Druk in de bestandenlijst op het gewenste bestand. Als u meerdere bestanden wilt afdrukken,
moet u er één voor één op drukken.
moet u er één voor één op drukken.
Opmerking:
Om een miniatuurvoorbeeld van het bestand te bekijken, selecteert u in de keuzelijst
Lijst de optie Miniatuur.
5.
Druk op Afdrukken.
6.
Selecteer indien gewenst een van de volgende opties: Papierinvoer, 2-zijdig afdrukken
of Afleveringsbestemming.
of Afleveringsbestemming.
7.
Om het aantal exemplaren in te stellen, drukt u op Aant. afdrukk. en vervolgens voert u het
gewenste aantal in met behulp van het alfanumerieke toetsenblok.
gewenste aantal in met behulp van het alfanumerieke toetsenblok.
8.
Druk op Afdrukken.
Extra opties voor Verzenden uit map
1.
Een vergroot voorbeeld van het bestand bekijken:
a.
a.
Druk in de bestandenlijst op het aanraakscherm op het gewenste bestand.
b.
Druk op Bestandsgegevens. Druk in de keuzelijst Volledige pagina op Vergroot beeld. Druk
op de schuifknoppen om het vergrote voorbeeld goed te bekijken.
op de schuifknoppen om het vergrote voorbeeld goed te bekijken.
c.
Om het voorbeeld te roteren, selecteert u de gewenste rotatie in de keuzelijst Geen rotatie.
Opmerking:
Het roteren van het voorbeeld heeft geen gevolgen voor de afgedrukte documenten.
d.
Wanneer u klaar bent, drukt u op Sluiten.
2.
Een samenvatting van de bestandsinformatie bekijken:
a.
a.
Druk in de bestandenlijst op het aanraakscherm op het gewenste bestand.
b.
Druk op Bekijken.
c.
Wanneer u klaar bent, drukt u op Sluiten.
3.
Een bestand verwijderen:
a.
a.
Druk in de bestandenlijst op het aanraakscherm op het bestand dat u wilt verwijderen.
b.
Druk twee keer op Verwijderen.
4.
Een bestandsnaam wijzigen:
a.
a.
Druk in de bestandenlijst op het aanraakscherm op het gewenste bestand.
b.
Druk op Bestandsgegevens.
c.
Druk op Bestandsnaam wijzigen.
d.
Typ de nieuwe naam met het toetsenbord op het aanraakscherm.
e.
Druk op Opslaan en vervolgens op Sluiten.