Xerox Phaser 6300/6350 Document
Windows NT 4.x
Phaser® 6300/6350-kleurenlaserprinter
4-14
Problemen met Windows NT 4.x oplossen
In deze sectie wordt ervan uitgegaan dat u de volgende taken heeft voltooid:
■
U heeft een PostScript-printerstuurprogramma geladen.
■
U heeft een recent exemplaar van de Configuratiepagina afgedrukt en bijdehand.
Instellingen controleren
Instellingen controleren:
1.
Controleer de instellingen op de configuratiepagina.
■
Is Bron IP-adres ingesteld op: DHCP, Bedieningspaneel, BOOTP of Auto IP
(afhankelijk van uw netwerkconfiguratie)?
(afhankelijk van uw netwerkconfiguratie)?
■
Is het huidige IP-adres correct ingesteld? (Noteer dit adres als het wordt
toegewezen door Auto IP, DHCP of BOOTP.)
toegewezen door Auto IP, DHCP of BOOTP.)
■
Is het subnetmasker correct ingesteld (indien in gebruik)?
■
Is de standaardgateway correct ingesteld (indien in gebruik)?
■
Is LPR ingeschakeld? Controleer of de juiste instellingen voor LPR en AppSocket
zijn geselecteerd.
zijn geselecteerd.
■
Interpreters: Auto, PCL of PostScript (afhankelijk van uw stuurprogramma).
2.
Controleer of de client is aangemeld bij het netwerk en afdrukt naar de juiste
afdrukwachtrij. Bovendien moet de gebruiker toegang hebben tot de wachtrij van
de Phaser-printer.
afdrukwachtrij. Bovendien moet de gebruiker toegang hebben tot de wachtrij van
de Phaser-printer.
De installatie controleren
De installatie van de printer controleren:
1.
Klik met de rechtermuisknop op het bureaubladpictogram Mijn netwerklocaties en
kies Eigenschappen.
kies Eigenschappen.
2.
Klik op het tabblad Protocollen en controleer of het TCP/IP-protocol is geïnstalleerd.
3.
Als niet alle onderdelen worden weergegeven, klikt u op Toevoegen om de niet-
weergegeven onderdelen te installeren en start u de computer opnieuw op.
weergegeven onderdelen te installeren en start u de computer opnieuw op.
4.
Klik achtereenvolgens op Start, Instellingen en Configuratiescherm.
5.
Dubbelklik op Services.
6.
Zoek TCP/IP-printserver en controleer de volgende kolomitems:
■
Kolom Status: Gestart
■
Kolom Opstarten: Automatisch
7.
Klik achtereenvolgens op Start, Instellingen en Printers.
8.
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en kies Eigenschappen. Controleer
of u het juiste stuurprogramma voor de printer heeft geïnstalleerd.
of u het juiste stuurprogramma voor de printer heeft geïnstalleerd.
9.
Selecteer het tabblad Poorten. Controleer of het IP-adres in de lijst Afdrukken naar de
volgende poort gelijk is aan het IP-adres op de configuratiepagina. Mogelijk moet u op de
knop Poort configureren klikken om het IP-adres te zien. Indien nodig, selecteert u het
TCP/IP-nummer voor uw printer opnieuw.
volgende poort gelijk is aan het IP-adres op de configuratiepagina. Mogelijk moet u op de
knop Poort configureren klikken om het IP-adres te zien. Indien nodig, selecteert u het
TCP/IP-nummer voor uw printer opnieuw.