Xerox Phaser 5500 User Guide

Page of 256
Verbindingen en internetprotocol (TCP/IP)
Phaser® 5500-laserprinter
3-5
Macintosh OS X (10.1 en hoger)
1.
Installeer het printerstuurprogramma vanaf de Cd-rom met printerinstallatieprogramma 
en hulpprogramma’s
.
2.
Open het hulpprogramma Afdrukbeheer. In versie 10.3 of later van Macintosh OS X 
heeft dit hulpprogramma de naam Printer Setup (Printerinstelling). Open de map 
Utilities in de map Applications op de vaste schijf van de Macintosh om de 
hulpprogramma's weer te geven.
3.
Klik op de knop Voeg toe.
4.
Selecteer USB in de bovenste vervolgkeuzelijst.
5.
Selecteer de printer in het printervenster.
6.
Controleer dat de printer is ingesteld op Automatische selectie.
7.
Klik op de knop Voeg toe
De printer wordt in Afdrukbeheer/Printerinstelling weergegeven in de lijst met 
beschikbare printers. 
Meer informatie hierover kunt u vinden in de tabel van 
 aan het einde van deze sectie.
Het netwerkadres configureren
TCP/IP- en IP-adressen
Als uw computer is aangesloten op een groot netwerk, vraagt u de netwerkbeheerder om de 
juiste TCP/IP-adressen en overige configuratiegegevens. 
Als u uw eigen, kleine, lokale netwerk maakt of de printer direct via Ethernet aansluit op de 
computer, volgt u de procedure voor het automatisch instellen van het IP-adres (Internet 
Protocol-adres) van de printer. 
Pc's en printers gebruiken overwegend TCP/IP-protocols voor communicatie over een 
Ethernet-netwerk. Bij gebruik van TCP/IP-protocols moeten elke printer en computer een 
uniek IP-adres hebben. Het is hierbij belangrijk dat gelijksoortige adressen worden gebruikt 
die elk uniek zijn; alleen het laatste cijfer van elk adres hoeft anders te zijn. De printer kan 
bijvoorbeeld het adres 192.168.1.2 hebben en de computer het adres 192.168.1.3. Een ander 
apparaat in het netwerk kan het adres 192.168.1.4 hebben.
Macintosh-computers gebruiken over het algemeen het EtherTalk-protocol voor communicatie 
met een netwerkprinter. In tegenstelling tot TCP/IP hoeven printers of computers met 
EtherTalk geen IP-adressen te hebben.
Veel netwerken maken gebruik van een server met DHCP (Dynamic Host Configuration 
Protocol). Een DHCP-server programmeert automatisch een IP-adres in elke pc en printer op 
het netwerk die is geconfigureerd om DHCP te gebruiken. In de meeste kabel- en DSL-routers 
is een DHCP-server ingebouwd. Als u een kabel- of DSL-router gebruikt, raadpleeg dan de 
documentatie die bij uw router is geleverd voor informatie over IP-adressering.
Meer informatie kunt u vinden in de tabel van 
 aa
het einde van deze sectie.