Xerox Phaser 4400 Leaflet

Page of 52
Windows 95/98/Me-netwerk
Phaser™ 4400-laserprinter
16
Windows 95/98/Me-problemen oplossen
In deze sectie wordt ervan uitgegaan dat u de volgende taken hebt voltooid:
U bezit een basiskennis van uw Windows-versie.
U hebt een Phaser-printer PCL- of PostScript-afdrukstuurprogramma opgeladen.
U hebt een recente kopie van de configuratiepagina’s afgedrukt en bewaard. Raadpleeg de sectie 
over het Voorpaneel in de Handleiding Functies op de interactieve documentatie-cd-rom voor 
informatie over het afdrukken van configuratiepagina’s.
1. 
Controleer of de printer is aangesloten, is ingeschakeld en is aangesloten op een actief netwerk.
2. 
Controleer of de printer netwerkverkeer ontvangt door de LED’s op de achterzijde van de printer 
of op de externe CentreDirect-printserver te bekijken. Wanneer de printer is aangesloten op een 
functionerend netwerk dat verkeer ontvangt, is de verbindings-LED groen en knippert de 
verkeers-LED (oranje) snel.
3. 
Gebruik op het bureaublad van een werkstation de rechtermuisknop en selecteer Netwerkomgeving. 
Selecteer met de linkermuisknop de optie Eigenschappen in het trapsgewijze menu.
4. 
Het dialoogvenster Netwerk moet verschijnen. Selecteer het tabblad Configuratie.
5. 
Controleer de lijst met geïnstalleerde netwerkonderdelen op de volgende elementen:
Client voor Microsoft-netwerken
Xerox TCP/IP-poortmonitor
6. 
Als u ervoor hebt gekozen CentreWare DP uit te voeren, controleert u het volgende:
Novell netwerken: u dient Novell IntraNetWare Client of Microsoft Client voor IPX-
netwerken te starten.
TCP/IP-netwerken: er is geen aanvullende software vereist, maar er moet een geldig TCP/IP-
adres zijn toegewezen aan de printer.
7. 
Als een van de bovenstaande protocollen of services niet is geïnstalleerd, installeert u de 
benodigde componenten en start u het systeem opnieuw.
8. 
Als het systeem opnieuw is gestart, selecteert u de knop Start, dan Instellingen en selecteert u 
vervolgens de map Printers. Het venster Printers moet verschijnen.
9. 
Controleer of u het juiste stuurprogramma hebt geselecteerd voor de printer.
10. 
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies Eigenschappen.
11. 
Selecteer het tabblad Details.
12. 
Controleer de naam van het stuurprogramma in de lijst Dit stuurprogramma gebruiken. 
Selecteer of installeer zo nodig een nieuw stuurprogramma.
13. 
Controleer de poortnaam in de lijst Afdrukken naar de volgende poort. Selecteer zo nodig de 
juiste naam.
14. 
Start een toepassing en verzend een afdruktaak naar de printer. Als de printer nog steeds niet 
afdrukt, opent u PhaserSMART vanaf het tabblad Problemen oplossen van het Windows-
stuurprogramma of raadpleegt u de Xerox-website: