Xerox Phaser 3124 User Guide

Page of 77
5.4   
<Afdrukmedia plaatsen>
Transparanten
• Gebruik alleen transparanten die zijn bedoeld 
voor gebruik in laserprinters om schade aan 
de printer te voorkomen.
• Transparanten die in de printer worden gebruikt, 
moeten bestand zijn tegen de fixeertemperatuur 
van de printer van 180°C.
• Leg ze op een vlak oppervlak nadat 
u ze uit de printer hebt gehaald.
• Laat transparanten niet te lang in de papierlade 
liggen. Er kan zich dan stof of vuil ophopen, 
wat leidt tot vlekken bij het afdrukken.
• Let op dat u geen vingerafdrukken maakt. 
Dit veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
• Bescherm transparanten na het afdrukken 
tegen langdurige blootstelling aan zonlicht 
om vervagen te voorkomen.
• Controleer of de transparanten geen gescheurde 
randen hebben en of ze niet verkreukeld of 
gekruld zijn.
Etiketten
• Gebruik alleen etiketten die zijn bedoeld 
voor gebruik in laserprinters om schade 
aan de printer te voorkomen.
• Houd, bij de keuze van etiketten, rekening 
met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: De kleefstof moet bestand zijn 
tegen de fixeertemperatuur van de printer 
van 180°C.
- Schikking: gebruik alleen vellen waarvan 
nog geen etiketten zijn verwijderd. Etiketten 
kunnen loskomen van vellen waarbij zich 
open ruimten tussen de etiketten bevinden. 
Dit kan ernstige papierstoringen veroorzaken.
- Krul: voordat u afdrukt, moeten de etiketten 
plat liggen met een krul van maximaal 13 mm 
in eender welke richting.
- Voorwaarde: gebruik geen etiketten met 
kreuken, blazen of loszittende etiketten.
• Let op dat er geen zelfklevend materiaal bloot 
ligt tussen de etiketten. Blootliggende delen 
kunnen ertoe leiden dat etiketten tijdens het 
afdrukken loskomen, waardoor het papier kan 
vastlopen. Blootliggende kleefstof kan de onderdelen 
van de printer beschadigen.
• Voer een vel met etiketten niet meer dan één 
keer door de printer. De zelfklevende achterzijde 
van de etiketten is daar niet op berekend.
• Gebruik geen etiketten die loskomen van het 
vel, die gekreukt zijn of die blaasjes of andere 
beschadigingen vertonen.
Karton of 
aangepaste 
materialen
• Druk niet af op afdrukmedia die minder 
dan 76 mm breed en 127 mm lang zijn.
• Stel de marges in de softwaretoepassing in 
op ten minste 6,4 mm van de zijkanten van 
het afdrukmateriaal.
Type
Richtlijnen
Papier plaatsen
Plaats de afdrukmaterialen die u voor de meeste afdruktaken gebruikt 
in de lade. De standaardlade kan maximaal 250 vellen gewoon papier 
van 75 g/m
2
 bevatten. 
Gebruik van de standaardlade
Om papier te laden, opent u de lade en brengt u het papier 
met de te bedrukken zijde omhoog aan.
Papier met briefhoofd legt u met de bedrukte zijde omhoog in het apparaat. 
De bovenrand van het vel met het logo moet het eerst in de printer 
worden geplaatst.
Voorbedrukt 
papier
• Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met 
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of 
gevaarlijke stoffen afgeeft als deze gedurende 
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeer-
temperatuur van de printer (180°C).
• De inkt op papier met briefhoofd moet niet-
ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet 
beschadigen.
• Formulieren en papier met briefhoofd moeten 
in een vochtdichte verpakking worden bewaard 
om vervorming tijdens de opslag te voorkomen.
• Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals 
formulieren of papier met briefhoofd, moet u 
controleren of de inkt op het papier droog is. 
Tijdens het fixeerproces kan er vochtige inkt 
van het voorbedrukte papier afkomen, wat ten 
koste gaat van de afdrukkwaliteit.
Opmerkingen
• Als het papier regelmatig vastloopt, voert u het vel per vel 
in via de handmatige invoer.
• U kunt ook papier laden waarop al is afgedrukt. Plaats het papier 
met de bedrukte zijde omlaag. De kant die naar de printer gericht is, 
mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier 
180 graden. NB: de afdrukkwaliteit is hierbij niet gegarandeerd.
Type
Richtlijnen