Xerox SmartSend Support & Software Installation Guide

Page of 227
Voorbereiding op installatie
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
31
4.
Selecteer het tabblad Mapbeveiliging.
5.
Klik op Bewerken in het onderdeel Anonieme toegang en verificatiemethoden.
6.
Selecteer het vakje Geïntegreerde Windows-verificatie
7.
Als niet-Microsoft-browsers met SMARTsend worden gebruikt, dient u tevens het selectievakje 
Basisverificatie in te schakelen.
8.
Klik op OK in alle schermen.
Zo kunt u Windows-verificatie op de SMARTsend-computer met Windows Vista configureren:
1.
Klik op Start > Configuratiescherm > Systeembeheer > Internet Information Services Manager.
2.
Selecteer en open het pictogram Verificatie. Het venster Verificatie wordt weergegeven. 
3.
Selecteer Anonieme verificatie in de lijst. Indien uitgeschakeld selecteert u Inschakelen in Acties. 
4.
Als een niet-Microsoft-browsers met SMARTsend wordt gebruikt, dient u tevens het selectievakje 
Basisverificatie en Inschakelen te selecteren in de lijst Acties.
ASP.NET inschakelen
Alleen van toepassing op installaties met Windows Server 2003.
Wanneer SMARTsend wordt geïnstalleerd onder Windows Server 2003, moet ASP.NET ingeschakeld en 
goed geconfigureerd zijn op de server. Bezoek de website van Microsoft, 
, voor 
instructies aangaande de installatie en configuratie van ASP.NET. 
Opmerking: 
Er zijn aanvullende ASP.NET-configuratiewijzigingen nodig als de server een 
upgrade heeft ondergaan van Windows 2000 Server of Advanced Server naar Windows 
Server 2003. In dat geval moet de ASP.NET-account machtiging tot uitvoeren worden 
verleend voor alle bestanden onder wwwroot. U kunt deze wijziging aanbrengen op uw 
server met Windows 2003 door het dialoogvenster Eigenschappen van wwwroot te openen 
en daarna het tabblad Beveiliging te selecteren. Selecteer vervolgens de account voor 
Iedereen en schakel het selectievakje Lezen en uitvoeren toestaan in. Klik op Toepassen 
om de wijzigingen op te slaan en daarna op OK om desgewenst de 
configuratiedialoogvensters te sluiten. Voer deze handelingen tevens uit in de map 
Programmabestanden.