Xerox SmartSend Support & Software User Guide
Distributiewerkstromen
SMARTsend
Gebruikershandleiding
83
Scenario's
Hier volgen twee mogelijke scenario's van gebruik. In deze scenario's wordt aangenomen dat de lokale
interface-velden voor het vastleggen van metagegevens op het apparaat voor zowel het kenmerk Zo
nodig mappen maken als Submap zijn gemaakt.
interface-velden voor het vastleggen van metagegevens op het apparaat voor zowel het kenmerk Zo
nodig mappen maken als Submap zijn gemaakt.
Scenario 1
Als de gewenste submap al in de documentenopslagplaats bestaat en de gebruiker
van de werkstroom voor geen van de velden documentkenmerken invoert op de
lokale gebruikersinterface.
van de werkstroom voor geen van de velden documentkenmerken invoert op de
lokale gebruikersinterface.
•
Als een submapwaarde is gegeven in het veld Submap, dan worden ongeacht van de
waarde in Zo nodig mappen maken, de gescande gegevens opgeslagen op de locatie
die is opgegeven in het veld Submap op de pagina Documentbestemmingen.
waarde in Zo nodig mappen maken, de gescande gegevens opgeslagen op de locatie
die is opgegeven in het veld Submap op de pagina Documentbestemmingen.
Raadpleeg de onderstaande afbeelding. De gescande gegevens die deze werkstroom
heeft gegenereerd, gaan naar
\\test-server\test1\Map2, aangezien dit de map is die is opgegeven in het veld Submap.
heeft gegenereerd, gaan naar
\\test-server\test1\Map2, aangezien dit de map is die is opgegeven in het veld Submap.
•
Als er geen waarde is opgegeven in het veld Submap, dan worden ongeacht van de
waarde in Zo nodig mappen maken, de gescande gegevens naar de basisbestemming
gestuurd die is opgegeven in Pad van map, in dit geval dus \\test-server\test1\
waarde in Zo nodig mappen maken, de gescande gegevens naar de basisbestemming
gestuurd die is opgegeven in Pad van map, in dit geval dus \\test-server\test1\