Xerox SmartSend Support & Software User Guide
Distributiewerkstromen
SMARTsend
Gebruikershandleiding
87
Bijlage A: Voorbeeldwerkstroom voor
netwerkmap maken
netwerkmap maken
In de onderstaande procedure worden de stappen beschreven die nodig zijn om een
voorbeeldwerkstroom te maken die naar een netwerkmapbestemming wordt opgeslagen.
voorbeeldwerkstroom te maken die naar een netwerkmapbestemming wordt opgeslagen.
1.
Open een browservenster.
2.
Voer de volgende URL of het volgende adres in:
http://[computernaam]/SMARTsend
waarbij computernaam de naam is van de SMARTsend-computer. Neem contact op met uw
SMARTsend-beheerder als u de naam van de computer niet weet.
SMARTsend-beheerder als u de naam van de computer niet weet.
3.
Druk op Enter.
4.
U wordt gevraagd uw gebruikersnaam en toegangscode in te voeren. Voer deze in en klik op OK.
5.
Er verschijnt een welkomstscherm van SMARTsend. Selecteer Hier klikken om SMARTsend te
starten.
starten.
6.
De Homepage van de gebruiker verschijnt. Klik op Distributiewerkstroom toevoegen onder het
kopje Werkstromen.
kopje Werkstromen.
7.
De bestemmingen die door u en anderen zijn gebruikt voor andere werkstromen worden vermeld
onder de kopjes voor de verschillende soorten bestemmingen. Zoek het kopje Netwerkmap.
onder de kopjes voor de verschillende soorten bestemmingen. Zoek het kopje Netwerkmap.
8.
Selecteer de netwerkmapbestemmingen die u wilt voor de werkstroom.
a.
Als de bestemmingen die u wenst worden vermeld, kruist u de selectievakjes ernaast aan.
b.
Als u een netwerkmapbestemming wilt toevoegen, klikt u op Locaties toevoegen. Het venster
Eigenschappen van netwerkmap verschijnt.
Eigenschappen van netwerkmap verschijnt.
i
Voer een naam in voor de bestemming.
ii
Voeg het mappad toe, bijvoorbeeld: \\myComputer\scans, waarbij myComputer de
naam van het apparaat is waarop de map zich bevindt, en scans de naam van een
gedeelde netwerkmap.
naam van het apparaat is waarop de map zich bevindt, en scans de naam van een
gedeelde netwerkmap.
iii
Klik op OK.
c.
Er kan een venster met een beveiligingswaarschuwing verschijnen. Klik op Ja om door te
gaan.
gaan.
d.
U kunt worden gevraagd uw legitimatiegegevens voor de SMARTsend-computer in te voeren.
Voer uw gebruikersnaam en toegangscode voor de SMARTsend-computer in en klik op OK.
Voer uw gebruikersnaam en toegangscode voor de SMARTsend-computer in en klik op OK.
Opmerking:
U moet dezelfde legitimatiegegevens gebruiken als toen u uzelf bij
SMARTsend aanmeldde. Als u verschillende legitimatiegegevens verstrekt, moet u
misschien uw browser gebruiken om de tijdelijke internetbestanden op uw werkstation
te verwijderen voordat u kunt doorgaan. Wanneer u bijvoorbeeld Internet Explorer
gebruikt dient u de volgende opties te kiezen om uw tijdelijke internetbestanden te
verwijderen: Extra > Internetopties > Algemeen > Bestanden verwijderen > OK.
misschien uw browser gebruiken om de tijdelijke internetbestanden op uw werkstation
te verwijderen voordat u kunt doorgaan. Wanneer u bijvoorbeeld Internet Explorer
gebruikt dient u de volgende opties te kiezen om uw tijdelijke internetbestanden te
verwijderen: Extra > Internetopties > Algemeen > Bestanden verwijderen > OK.