Xerox SmartSend Support & Software Installation Guide

Page of 192
Configuratievereisten voor SMARTsend
2-13
Beheerders-, gebruikers- en apparaataccounts maken
Beheerders en gebruikers van SMARTsend en de multifunctionele Xerox-apparaten die met SMARTsend 
worden gebruikt, moeten worden geverifieerd met behulp van een geldige Windows-account voor toegang 
tot de SMARTsend-computer. Het Windows-systeem dat als host voor SMARTsend fungeert kan een 
standalone systeem zijn of tot een domein behoren, maar mag echter geen domeincontroller zijn.
Houd rekening met de volgende factoren bij het opstellen van site-specifieke eisen voor 
SMARTsend-accounts:
„
Alle leden van de groep Beheerders op de SMARTsend-computer hebben SMARTsend-
beheerdersrechten, en alle leden van de groep Gebruikers hebben SMARTsend-gebruikersrechten. 
De computerbeheerder kan de module Computerbeheer van de Microsoft Management Console (MMC) 
gebruiken om accounts die toegang tot de SMARTsend-computer bieden te maken, bekijken of te 
wijzigen. Zie Account maken en beheren op pagina 2-14 voor instructies.
„
Als u de SMARTsend op een standalone computer installeert, of op een netwerk dat geen domein 
gebruikt of waar gebruikers zich buiten het domein (of vertrouwde domeinen) bevinden, dan moet 
u lokale accounts voor de SMARTsend-beheerders en -gebruikers maken.
„
Als u de SMARTsend-computer configureert als lid van een domein of vertrouwd domein, wordt 
de domeinbeveiligingsgroep (Domeingebruikers) standaard in de gebruikersgroep van de computer 
opgenomen. Als u verder geen actie onderneemt, hebben alle domeinleden toegang tot de SMARTsend-
site overeenkomstig hun huidige domeinrechten. De domeinaccount biedt bevoegde gebruikers toegang 
tot bronnen in het domein en eventuele vertrouwde domeinen. Lokale accounts kunnen indien nodig 
ook handmatig worden toegevoegd.
„
Wanneer apparaten in SMARTsend worden geconfigureerd, worden de apparaataccounts van lokale 
gebruikers automatisch op de SMARTsend-computer voor elk ondersteunde protocol gemaakt. Er is 
in de meeste gevallen geen verdere configuratie voor apparaataccounts vereist. Zie Apparaataccounts 
beheren
 op pagina 4-15 voo
r aanvullende informatie.