Brother HL-1850 User Guide

Page of 149
HOOFDSTUK 6 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE 
6-17
 
Onderstaande stappen zijn voor het configureren van een externe printer op 
NetWare 3.xx-systemen: 
 
6.  
a.  Selecteer in het hoofdmenu PCONSOLE de optie Print Server 
Information en kies de naam van de PSERVER NLM. 
b.  Selecteer de optie Print Server Configuration en vervolgens Printer 
Configuration. Selecteer een van de printers die "Niet geïnstalleerd" 
zijn en druk op ENTER. Onthoud het nummer van deze printer, u 
hebt het straks tijdens het configureren nodig. 
c.  Indien gewenst, typt u een nieuwe naam voor de printer. 
d.  Ga naar Type, druk op ENTER, markeer de optie Remote 
Other/Unknown en druk nogmaals op ENTER. U hebt de andere 
instellingen in het menu niet nodig. 
e.  Druk op ESC en sla de wijzigingen op. 
f.  Druk op ESC en selecteer de optie Queues Serviced by Printer. 
g.  Markeer de naam van de printer die u zojuist hebt geconfigureerd en 
druk op ENTER. 
h.  Druk op INS, kies de gewenste afdrukwachtrij en druk op ENTER 
(u mag de standaardprioriteit accepteren). 
i.  Druk een aantal malen op ESC om PCONSOLE af te sluiten. 
 
 
Naam en nummer van externe printer toewijzen met BRCONFIG 
 
7.  
a.  Voer BRCONFIG uit vanaf het Windows-menu  
b.  Selecteer in de lijst van servers de Brother-afdrukserver. Wanneer 
wordt gemeld dat de afdrukserver is aangesloten, drukt u op ENTER 
en typt u als antwoord op de prompt "#" het standaardwachtwoord 
"access" (het wachtwoord wordt niet geëchood). Druk als antwoord 
op de prompt Enter Username> op ENTER. Bij de prompt Local> 
typt u: 
 
SET NETWARE NPRINTER nlm-nummer ON service 
SET NETWARE RESCAN 
EXIT 
 
• 
Waar nlm de naam is van de PSERVER NLM op uw 
bestandsserver, 
• 
waar nummer het nummer van de printer is (moet hetzelfde 
zijn als het printernummer dat u tijdens de configuratie van 
PCONSOLE hebt geselecteerd), 
• 
waar service de naam is van de service die is toegewezen door 
de NetWare-afdrukservernaam (standaardservice voor de 
Brother-printer is BRN_xxxxxx_P1, waar "xxxxxx" de laatste 
zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)).