Panasonic KXTCD340NL Operating Guide
Meerdere apparaten bedienen
56
10
Druk op {ih}.
Opmerking:
L
L
Zie handmatige registratie (blz. 54) als u de
handset bij een ander basisstation of weer bij
hetzelfde basisstation wilt registreren.
handset bij een ander basisstation of weer bij
hetzelfde basisstation wilt registreren.
Het bereik van het basisstation
vergroten
vergroten
U kunt het bereik van het basisstation vergroten
met een DECT-repeater. Gebruik alleen de
Panasonic DECT-repeater zoals vermeld op blz.
6. Raadpleeg uw Panasonic-verkoper voor meer
informatie.
Belangrijk:
L
met een DECT-repeater. Gebruik alleen de
Panasonic DECT-repeater zoals vermeld op blz.
6. Raadpleeg uw Panasonic-verkoper voor meer
informatie.
Belangrijk:
L
Voordat u de repeater bij dit basisstation
registreert, schakelt u de repeatermodus in.
registreert, schakelt u de repeatermodus in.
De repeatermodus in-/uitschakelen
1
Druk op $ (middelste zachte toets).
2
Selecteer Z en druk op ,.
3
Voer “0000” in (de standaard basisstation-
PIN).
L
PIN).
L
Als u de PIN hebt gewijzigd, voert u de
nieuwe PIN in (blz. 37).
nieuwe PIN in (blz. 37).
4
Selecteer “Overige opties” en druk op
,
,
.
5
Selecteer “Tussenstation” en druk op
,
,
.
6
Druk op “AAN” of “UIT” en druk op ,.
7
Druk op {ih}.
Opmerking:
L
L
Nadat u de repeatermodus hebt in- of
uitgeschakeld, worden bepaalde
pictogrammen op het basisstation even niet
weergegeven en knippert w even op de
handset. Dit is normaal. De handset kan
worden gebruikt als w niet meer knippert.
uitgeschakeld, worden bepaalde
pictogrammen op het basisstation even niet
weergegeven en knippert w even op de
handset. Dit is normaal. De handset kan
worden gebruikt als w niet meer knippert.
L
Als de repeatermodus is ingeschakeld, wordt
eventueel geen hoorbare nummerweergave
weergegeven via de handset.
eventueel geen hoorbare nummerweergave
weergegeven via de handset.
Intercom
Intercomoproepen kunnen worden gemaakt
tussen handsets en basisstation in dezelfde
radiocel.
tussen handsets en basisstation in dezelfde
radiocel.
Tussen een handset en het
basisstation
basisstation
Als een handset het basisstation oproept
1
Handset:
Druk op {INT} en {0}.
L
Druk op {INT} en {0}.
L
Het basisstation gaat over.
2
Basisstation:
Neem op met {s}.
Neem op met {s}.
3
Handset:
Als het gesprek beëindigd is, drukt u op
{ih}
Als het gesprek beëindigd is, drukt u op
{ih}
.
Basisstation:
Als het gesprek beëindigd is, drukt u op {s}.
Als het gesprek beëindigd is, drukt u op {s}.
Als het basisstation een handset oproept
1
Basisstation:
Druk op {x} en het gewenste
handsetnummer.
L
Druk op {x} en het gewenste
handsetnummer.
L
De handset gaat over.
L
Als u alle handsets wilt oproepen, drukt u
op {x} en {0}. U kunt praten met de
handset die het eerst wordt opgenomen.
(Oproepen)
op {x} en {0}. U kunt praten met de
handset die het eerst wordt opgenomen.
(Oproepen)
L
Druk nogmaals op {x} om met oproepen
te stoppen.
te stoppen.
2
Handset:
Neem op met {C} of {s}.
Neem op met {C} of {s}.
3
Basisstation:
Als het gesprek beëindigd is, drukt u op {s}.
Handset:
Als het gesprek beëindigd is, drukt u op
{ih}
Als het gesprek beëindigd is, drukt u op {s}.
Handset:
Als het gesprek beëindigd is, drukt u op
{ih}
.
Tussen handsets
Voorbeeld: Als met handset 1 handset 2 wordt
gebeld
gebeld
1
Handset 1:
Druk op {INT} en {2} (het gewenste
handsetnummer).
Druk op {INT} en {2} (het gewenste
handsetnummer).
TCD340NL(nl-nl).book Page 56 Thursday, August 11, 2005 1:28 PM