Voltcraft IR 500-10S Infrared Thermometer IR 500-10S User Manual

Product codes
IR 500-10S
Page of 8
 colofon
Deze gebruiksaanwijzing is een publicatie van de firma Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau/Duitsland, Tel. +49 180/586 582 7  
(www.voltcraft.de).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de registratie 
in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden.
Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. Wijziging van techniek en uitrusting voorbehouden.
© copyright 2013 by Voltcraft®
V1_0113_02_Jh
b) meting
1.  Richt de meetopening (10), bij voorkeur verticaal, op het meetobject. Let erop, dat het meetobject niet kleiner is 
dan de IRmeetspot van het apparaat (zie ook “c) IR-meetplekgrootte”).
2.  Druk  op  de  meettoets  (7)  en  houd  deze  ingedrukt.  De  meetwaarde  wordt  weergegeven  op  de  display  (18). 
De weergegeven meewaarde komt overeen met de gemiddelde oppervlaktetemperatuur van de IR-meetspot. 
Gedurende de meting wordt “SCAN” (11) weergegeven in de display.
3.  Na het loslaten van de meettoets (7) wordt de laatste meetwaarde nog ca. 7 seconden in de display weergegeven, 
zodat deze beter kan worden afgelezen. Tevens verschijnt de weergave “HOLD” (12).
4.  Het apparaat schakelt 7 seconden na het loslaten van de meettoets (7) automatisch uit.
5.  Bij overschrijding van het temperatuurmeetbereik wordt “——” weergegeven in de display.
Om de warmste plek van het meetobject vast te stellen dient u bij ingedrukte meettoets (7) het meetobject 
systematisch  met  zigzagbewegingen  te  scannen  tot  de  warmste  plek  is  gevonden.  De  hoogst  gemeten 
temperatuur tijdens de meting wordt als maximumtemperatuur links onder in de display weergegeven (indien 
de max-functie is geselecteerd).
Om de juiste meetwaarde te verkrijgen dient de infraroodthermometer aangepast te zijn aan de 
omgevingstemperatuur. Laat het apparaat bij een plaatswijziging op de nieuwe omgevingstemperatuur 
komen.
Glanzende oppervlaktes vervalsen het meetresultaat. Ter compensatie kan het oppervlak van glanzende 
voorwerpen  met  kleefband  of  matzwarte  verf  afgedekt  worden.  Het  apparaat  kan  niet  door  transparente 
oppervlakken zoals bijv. glas meten. Het apparaat zal in plaats daarvan de oppervlaktetemperatuur van het 
glas meten.
Langere metingen van hoge temperaturen bij geringe meetafstand leiden tot een verwarming van het 
meetapparaat  zelf  en  daarmee  tot  een  foutieve  meting.  Om  exacte  meetwaarden  te  bereiken  geldt  de 
vuistregel: Hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de meetafstand en hoe korter de meetduur dient te zijn.
c)  IR-meetplekgrootte - verhouding meetafstand-meetvlak (Distance to Spot-
verhouding; D/S)
Om  exacte  meetresultaten  te  verkrijgen  moet  het  meetobject  groter  zijn  dan  de  IR-meetplek  van  de 
infraroodthermometer. De geregistreerde temperatuur is de gemiddelde temperatuur van het gemeten oppervlak. 
Hoe  kleiner  het  meetobject,  des  te  korter  moet  de  afstand  ten  opzichte  van  de  infraroodthermometer  zijn.  De 
juiste grootte van de meetvlek vindt u in het volgende diagram. Dit is tevens op het apparaat vermeld. Voor exacte 
metingen moet het meetobject ten minste dubbel zo groot als de meetvlek zijn.
d) Richtlaser
De  doellaser  kan  worden  geactiveerd  of  gedeactiveerd.  Schakel  hiervoor  het  meetapparaat  in  door  op  de 
meettoets (7) te drukken. Druk op de toets “Laser/Achtergrondverlichting” (3). Bij geactiveerde laser verschijnt het 
lasersymbool (driehoek met stralen) in de display. Druk zo vaak op de toets “Laser/Achtergrondverlichting” (3) tot het 
laser symbool uitgaat om de laser uit te schakelen.
e) Achtergrondverlichting
Met de toets “Laser/Achtergrondverlichting” (3) kan bij een ingeschakeld meetinstrument de achtergrondverlichting 
van  de  display  worden  in-  of  uitgeschakeld.  Druk  zo  vaak  op  de  toets  tot  de  achtergrondverlichting  aan-  of 
uitgeschakeld is.
INSTELmENU
Het product is voorzien van een instelmenu. Om het menu te openen, houdt u de toets “MODE” (6) terwijl het 
product is uitgeschakeld net zolang ingedrukt tot de emissiegraad op het scherm knippert. Druk nu zo vaak op de 
toets “MODE” tot de gewenste instelfunctie in het menu bereikt is. De waarde in het instelmenu wordt gewijzigd met 
de toets “up” (2) en de toets “down” (8). Bevestig de invoer met de meettoets (7), of druk op de toets “MODE” (6) 
om naar de volgende instelmogelijkheid te gaan. Na het uitschakelen van het apparaat blijft de ingestelde waarde 
opgeslagen.
a) min.-/max.-meting
Het product kan op de tweede display (15) de laagste (MIN) of de hoogste (MAX) temperatuurwaarde weergeven 
die tijdens de meting optreedt. Druk in het instelmenu op de toets “MODE” (6) tot de aanduiding “MIN” (19) of 
“MAX” (13) knippert. Selecteer met toets “up” (2) en toets “down” (8) de gewenste aanduiding (MIN of MAX) in de 
tweede weergave (15).
b) Omschakeling van de meeteenheid °c/°f
Druk in het instelmenu zo vaak op toets “MODE” (6) tot de meeteenheid (20) knippert in de display. Met de toets 
“up” (2) en de toets “down” (8) kan de meeteenheid worden omgeschakeld van °C (graden Celsius) op °F (graden 
Fahrenheit).
c) Instellen van de emissiefactor
Het meetinstrument is uitgerust met een instelling van de emissiegraad. Hiermee kunnen bij verschillende materialen 
en oppervlaktes precieze meetwaarden worden bereikt (zie ook punt “a) Werkwijze”).
Druk zo vaak op de toets “MODE” (6) tot in de display het symbool voor emissieniveau (14) knippert. Met de toetsen 
“up” (2) en “down” (8) kan het emissieniveau op het betreffende meetobject worden afgesteld van 0,10 tot 1,00.
Aansluitend  op  de  technische  gegevens  vindt  u  een  tabel  met  de  typische  materialen  en  hun 
emissieniveau.  Veel  organische  materialen  beschikken  over  een  emissieniveau  van  0,95.  Daarom 
is het emissieniveau af fabriek ingesteld op 0,95. Het emissieniveau van een oppervlak kan worden 
bepaald met behulp van een gewone thermometer met een speciale oppervlaktevoeler. Meet de 
temperatuur van het te meten oppervlak met een gewone thermometer. Wijzig het emissieniveau van de 
infraroodthermometer tot de meetwaarde (18) met de waarde van de conventionele oppervlaktemeting 
overeenkomt. Dit is echter alleen noodzakelijk voor zeer nauwkeurige metingen.
d) Alarmfunctie
Het meetapparaat is uitgerust met een functie voor alarm bij overschrijding van een instelbare temperatuurwaarde. 
Het alarm geschiedt akoestisch met een pieper en visueel door rood knipperen van de achtergrondverlichting. Door 
deze functie is het meetapparaat ideaal voor controles en dergelijke. Het alarm gaat af, wanneer de ingestelde 
alarmwaarde wordt overschreden.
Druk in het instelmenu op de toets “MODE” (6) totdat het alarmsymbool “SET HIGH” (17) knippert in de display en 
een temperatuurwaarde in de display wordt weergegeven. Met de toetsen “up” (2) en “down” (8) kan de alarmwaarde 
worden ingesteld. Bij overschrijding hiervan wordt het alarm geactiveerd.
Het akoestische alarm (pieper) kan gedeactiveerd worden. Druk zo vaak op de toets “MODE” (6) tot in de display 
het symbool voor emissieniveau (16) knippert. Met de toetsen “up” (2) en “down” (8) kan de visuele-alarmwaarde 
worden geactiveerd of gedeactiveerd.
VERZORGING EN ONDERhOUD
a) Reiniging van de lens
Verwijder  de  losse  deeltjes  met  schone  perslucht  en  veeg  vervolgens  de  resterende  aanslag  weg  met  een 
fijn  lensborsteltje.  Reinig  het  oppervlak  met  een  lensreinigingsdoekje  of  met  een  schone,  zachte  en  pluisvrije 
doek.  Voor  de  reiniging  van  vingerafdrukken  en  andere  vettige  aanslag  kunt  u  het  doekje  met  water  of  een 
lenzenreinigingsvloeistof bevochtigen. Gebruik geen zuur- of alcoholhoudende of andere oplosmiddelen en geen 
ruwe, pluizige doek om de lens te reinigen. Vermijd overmatige druk bij het schoonmaken.
b) Reinigen van de behuizing
Gebruik een vochtige doek om de behuizing schoon te maken. Droog het product af na het schoonmaken. Gebruik 
geen schuur- of oplosmiddel!
c) Beschermende tas
Berg de thermometer na gebruik en reiniging op in de beschermende tas. De beschermende tas beschermt tegen 
vuil, stof en beschadiging.
VERwIJDERING
a) Product
Elektronische apparaten zijn recyclebare stoffen en horen niet bij het huisvuil.
Als  het  product  niet  meer  werkt,  moet  u  het  volgens  de  geldende  wettelijke  bepalingen  voor 
afvalverwerking inleveren.
Verwijder de geplaatste batterijen/accu’s en gooi deze afzonderlijk van het product weg.
b) Batterijen / Accu’s
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen en accu’s in te leveren; 
verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan.
Batterijen/accu´s die schadelijke stoffen bevatten, zijn gemarkeerd met nevenstaand symbool. Deze 
mogen niet via het huisvuil worden afgevoerd. De aanduidingen voor irriterend werkende, zware metalen 
zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood (de aanduiding staat op de batterijen/accu’s, bijv. onder de links 
afgebeelde vuilnisbaksymbool).
U kunt verbruikte batterijen/accu’s gratis bij de verzamelpunten van uw gemeente, onze filialen of overal 
waar batterijen/accu’s worden verkocht, afgeven.
Zo vervult u uw wettelijke verplichtingen en draagt u bij tot de bescherming van het milieu.
TEchNISchE GEGEVENS
Bedrijfsspanning:  ...............................................9 V/DC (9 V blokbatterij)
Inschakeltijd:  ......................................................<1 seconde
Spectrum:  ..........................................................6 – 14 μm
Emissieniveau:  ..................................................0,1 tot 1,00 instelbaar
Resolutie:  ...........................................................0,1 °C
IR-meetplekgrootte:  ...........................................IR 10:1
Laser:  ................................................................. Vermogen < 1 mW, laserklasse 2, golflengte 630 – 670 nm
Bedrijfstemperatuur:  .......................................... 0 tot +50 °C
Toegestane luchtvochtigheid:  ............................ 10 tot 90 % relatieve vochtigheit
Opslagtemperatuur:  ...........................................-10 tot +60 °C
Luchtvochtigheid tijdens opslag:  ........................ 10 tot 80 % relatieve vochtigheit
Gewicht:  .............................................................180 g
Afmetingen (B x H x D):  .....................................42 x 160 x 82 mm
Precisie (bij omgevingstemperatuur van 23 – 25 °C, emissieniveau van 0,95):
Temperatuurmeetbereik
Nauwkeurigheid
-50 tot 0 °C
± 5 °C
0 tot +500 °C
± 3 % van de meetwaarde of ± 3 °C
a) Emissieniveau van verschillende oppervlaktes
De in de tabel vermelde emissieniveaus zijn benaderende waarden. Verschillende parameters zoals 
geometrie en oppervlaktekwaliteit kunnen de emissiegraad van een object beïnvloeden.
Oppervlak
Emissieniveau
Oppervlak
Emissieniveau
Asfalt
0,90 – 0,98
Lak (mat)
0,97
Beton
0,94
Menselijke huid
0,98
IJs
0,96 – 0,98
Mortel
0,89 – 0,91
IJzeroxide
0,78 – 0,82
Papier
0,70 – 0,94
Aarde. Humus
0,92 – 0,96
Plastic
0,85 – 0,95
Gips
0,80 – 0,90
Zand
0,90
Glas/keramiek
0,90 – 0,95
Textiel
0,90
Rubber (zwart)
0,94
Water
0,92 – 0,96
Lak
0,80 – 0,95
Baksteen
0,93 – 0,96