Bosch Appliances Home Security System LTC 9440 User Manual

Page of 96
52 
 
Waarschuwing: belast 24 VAC-modellen niet 
met een spanning hoger dan 30 VAC. 
Voeding met een spanning boven 30 VAC 
beschadigt de laagspanningswerking 
(specificaties klasse 2). Normaal bedrijf is op 
24 VAC.24 VAC-modellen met CUL-
goedkeuring. 
 
Waarschuwing: sluit deze modellen 
uitsluitend aan op voeding van klasse 2. 
Totale stroom via elektrische aansluiting is 
ten hoogste 4 A. Zwenk/kipstroom is ten 
hoogste 1 A. Max. toelaatbare stroom 
camera/behuizing is 3 A. Gebruik alleen  
24 VAC-camera’s en behuizingen op 
doorvoermodellen. 
 
3.2 Aanbevolen 
montageapparatuur 
LTC 9216/00 
Middelzware wandsteun met een 
ontwerpbelastbaarheid van ten 
hoogste 45,3 kg. 
LTC 9222/00 
Zware wandsteun met een 
ontwerpbelastbaarheid van ten 
hoogste 90,6 kg. 
LTC 9214/00 
Zware 336 mm kolomsteun voor 
plafond- of vloermontage. 
LTC 9224/00 
Zware 610 mm kolomsteun voor 
plafond- of vloermontage. 
3.3 Wandmontage 
Volg de bij de beugels geleverde instructies. De steun en het 
oppervlak waarop de montage plaatsvindt, moeten het 
gewicht van zwenk/kip-unit, camera/objectief en behuizing 
(indien gebruikt) kunnen dragen. Het samenstel van 
camera/objectief/behuizing dient goed op de voor de zwenk- 
en kipbeweging bestemde arm te worden gemonteerd en 
gebalanceerd. 
Waarschuwing: de zwenk/kip-unit kan alleen 
verticaal of omgekeerd worden gemonteerd, 
nooit horizontaal.
 
3.4 Montage 
camera/objectief/behuizing 
Monteer de camera/het objectief/de behuizing als volgt op de 
zwenk/kipsteun: 
1.  Breng de camera/het objectief/de behuizing in balans en 
plaats de unit precies op de montageopeningen. Zet het 
geheel vast met ten minste twee (2) bouten van 1/4-20 x 
1/2 inch en moeren voorzien van borgringen. 
2.  Bereid alle elektrische aansluitingen voor. Laat ten 
behoeve van de zwenk- en kipbeweging voldoende kabel 
over tussen camera/behuizing en zwenk/kip-unit. 
3.5 Elektrische 
aansluitingen 
1.  Kabels dienen te worden bedraad volgens Connector-
unit (Sectie 3.7) en Aanbevolen Maximale 
kabellengten 
(Tabel 1). 
2.  Gebruik aparte, afgeschermde kabels voor de voeding 
van de camera, de behuizing en de zwenk/kipbesturing. 
Indien nodig is een gecombineerde bedrading van de 
objectiefbesturing en de video-coax in een 
gemeenschappelijke kabel aanvaardbaar. Het gebruik van 
een gemeenschappelijke, meeraderige kabel voor de 
combinatie van alle functies is niet aan te raden. 
3.  Maak gebruik van aders met kleurcodering om de 
bedrading te vereenvoudigen en in een later stadium de 
verschillende kabels uit elkaar te kunnen houden. 
4.  Bewaar het bedradingsschema voor toekomstig gebruik. 
Model Draadgrootte  Afstand
1
 
Spanning Mm
2
 AWG voet 
meter 
24 VAC
2
 
0,5 20 
140 43 
 1 
18 
230 
70 
 1,5 
16 
360 
110 
 2,5 
14 
590 
180 
 4 
12 
940 
287 
110 VAC 
0,5 
20 
2200 
671 
 1 
18 
3500 
1067 
 1,5 
16 
5500 
1677 
 2,5 
14 
9000 
2744 
220 VAC 
0,5 
20 
13400 
4085 
 1 
18 
21200 
6463 
 1,5 
16 
33300 
10152 
 2,5 
14 
54400 
16585 
 
Tabel 1      Maximale kabellengten 
 
Opmerkingen voor tabel 1 
9. 
Waarden berekend bij 20 °C met gebruikmaking van geslagen, 
vertind koperdraad, gemeenschappelijke aarde (nulleider), en bij 
een gelijktijdige werking van de zwenk- en de kipmotor. 
10.  Bij 24 VAC-modellen die werkzaam zijn bij ongeveer -30° C 
worden de waarden gebaseerd op het handhaven van de 
geleverde spanning binnen het spanningsbereik zoals 
gespecificeerd in sectie 3.1. 
Voor het aankrimpen van de contactvoetjes wordt een 
handkrimptang van AMP, nr. 58495-1 geadviseerd. Raadpleeg 
afbeelding 2 voor de genummerde connectorposities. Op 
de aansluiting kan een draad van ten hoogste nr. 16 AWG 
worden aangesloten. Als er zwaardere draad moet worden 
gebruikt, wordt aangeraden gebruik te maken van vrije 
draadverbindingen in overeenstemming met de lokale 
elektriciteitsvoorschriften. 
Waarschuwing: voor het verwijderen van 
contacten uit de aansluiting dient 
uittrektang AMP nr. 305183 te worden 
gebruikt. 
3.6 Aardverbinding 
Op de basis bevindt zich rechts van de aansluiting een 
aardingsschroef. Zie afbeelding 8. Sluit een aardingsdraad 
met een koperdoorsnede van 1 mm
2
 (nr. 18 AWG) op het 
dichtstbijzijnde aardpunt aan. 
3.7 Connector-unit 
Bij de unit worden een bijpassende aansluiting, contactvoetjes 
en een trekontlasting geleverd. Zie afbeelding 1. 
Kies de juiste maat trekontlastingsklem ten behoeve van de 
installatie. Kies een van de twee bij de huls en het verlengstuk 
gevoegde trekontlastingsklemmen. Het klemgedeelte kan 
worden aangepast door de trekontlastingsklemmen om te 
draaien of een andere klem te gebruiken. Leg de vier 
trekontlastingen die op de draagstrip samen met de 
doorvoerwartel zijn verpakt terzijde. 
Breng de klem zo ver mogelijk in de trekontlasting. De klem 
dient de draadboom te raken, niet de kraag van de 
doorvoerwartel. Als de diameter van de draadboom te klein 
is, omwikkel de draad dan tijdelijk met elektrotechnische 
tape totdat een goede klemwerking is bereikt. Zet de klem 
met de twee (2) meegeleverde schroeven vast.  
Waarschuwing: controleer of de draadboom 
goed is gezekerd. Klem de draden NIET af.