Garmin gWind Wireless Transducer Installation Instruction

Page of 60
Onderdeel Beschrijving
À
Deze aansluitingen worden niet gebruikt wanneer u dit 
toestel aansluit op een GND 10, omdat de WSI van 
stroom wordt voorzien door de GND 10. Als u de WSI in 
combinatie met andere Nexus producten wilt gebruiken, 
raadpleeg dan de gebruikershandleiding van het Nexus 
toestel.
Á
Deze connector past op slechts één manier. Zorg dat de 
draadkleuren overeenkomen met de aansluitblokjes 
voordat u de connector aansluit.
Â
Wordt verbonden met een van de NEXUS poorten op de 
GND 10
Onderdeel
Beschrijving
Ã
WSI
Ä
WSI kabel
Å
GND 10
Æ
NMEA 2000 netwerk
De windtransducer configureren
Voordat u de windtransducer kunt configureren, moet deze via 
een GND 10 worden aangesloten op een NMEA 2000 netwerk 
met een Garmin scheepsinstrument, zoals een GMI 20. 
Raadpleeg de gebruikershandleiding van het 
scheepsinstrument voor meer informatie over het configureren 
van NMEA 2000 toestellen.
1
Ga op het scheepsinstrument naar de NMEA 2000 
instellingen.
2
Selecteer de naam van het toestel (GND 10) om het toestel 
te configureren.
De richting aanpassen
U moet deze instelling aanpassen als de sensor niet exact naar 
de voorkant van de boot wijst.
1
Selecteer op het scheepsinstrument, bij de NMEA 2000 
instellingen, de toestelnaam (GND 10).
2
Selecteer Offset windhoek.
3
Selecteer op basis van de richting waarin de sensor is 
gericht in relatie tot het exacte midden van de voorkant van 
de boot, de hoek in graden waarmee het verschil in richting 
kan worden aangepast.
Bij het bepalen van de hoek rekent u met de klok mee rond 
de mast van de boot, vanaf het exacte midden van de 
voorkant van de boot. Bijvoorbeeld: 90 graden is stuurboord 
en 270 graden is bakboord.
4
Selecteer Gereed.
Het windhoekfilter aanpassen
U moet deze instelling aanpassen om de gevoeligheid van het 
scherm voor wijzigingen in de windrichting te wijzigen.
1
Selecteer op het scheepsinstrument, bij de NMEA 2000 
instellingen, de toestelnaam (GND 10).
2
Selecteer Filter windhoek.
3
Selecteer een optie:
• Selecteer Uit om het filter uit te schakelen en de 
gevoeligheid van het scherm voor wijzigingen in de 
windhoek zo groot mogelijk te maken.
• Selecteer Aan en pas de waarde aan. Selecteer een 
hoger getal om de gevoeligheid van het scherm voor 
wijzigingen in de windhoek te vergroten, of selecteer een 
kleiner getal om de gevoeligheid te verkleinen.
• Selecteer Auto om de filterinstellingen automatisch aan te 
passen op basis van de windomstandigheden.
4
Selecteer Gereed.
Het windsnelheidsfilter aanpassen
U moet deze instelling aanpassen om de gevoeligheid van het 
scherm voor wijzigingen in de windsnelheid te wijzigen.
1
Selecteer op het scheepsinstrument, bij de NMEA 2000 
instellingen, de toestelnaam (GND 10).
2
Selecteer Filter windsnelheid.
3
Selecteer een optie:
• Selecteer Uit om het filter uit te schakelen en de 
gevoeligheid van het scherm voor wijzigingen in de 
windsnelheid zo groot mogelijk te maken.
• Selecteer Aan en pas de waarde aan. Selecteer een 
hoger getal om de gevoeligheid van het scherm voor 
wijzigingen in de windsnelheid te vergroten, of selecteer 
een kleiner getal om de gevoeligheid te verkleinen.
• Selecteer Auto om de filterinstellingen automatisch aan te 
passen op basis van de windomstandigheden.
4
Selecteer Gereed.
Onderhoud en opslag
• Gebruik zo nodig een milde zeepoplossing om de 
windtransducer te reinigen, en spoel het toestel voorzichtig 
af met water. Gebruik geen reinigingsmiddelen of water 
onder hoge druk.
• Het wordt aanbevolen om de windtransducer te verwijderen 
en op een droge locatie te bewaren als het toestel 
gedurende een langere periode niet wordt gebruikt.
• Het wordt aanbevolen om de WSI te verwijderen en op een 
droge locatie te bewaren als het toestel gedurende een 
langere periode niet wordt gebruikt.
• Wanneer u de windtransducer opbergt, kunt u deze het 
beste bewaren op een plek waar het toestel is blootgesteld 
aan licht. Hierdoor blijft de batterij in het toestel opgeladen.
• Als u de windtransducer op een donkere plek bewaart, 
verdient het aanbeveling om de batterij aan het begin van elk 
seizoen te vervangen. Vervangende batterijen zijn 
verkrijgbaar bij uw lokale Garmin dealer, of via 
.
De windtransducer koppelen met de WSI
Voordat u de windtransducer kunt koppelen met de WSI, moet u 
een Garmin scheepsinstrument, zoals een GMI 20 aansluiten 
op hetzelfde NMEA 2000 netwerk als de GND 10.
Deze windtransducer is in de fabriek gekoppeld met de WSI. U 
hoeft de windtransducer alleen met de WSI koppelen als u het 
toestel vervangt.
1
Verwijder het batterijklepje van de windtransducer.
28