Xerox Phaser 3010 Guía Del Usuario
Problemen oplossen
Phaser 3010/3040-printer
49
Handleiding voor de gebruiker
Symptoom
Oplossingen
Diagonale banen op de afdrukken.
Controleer het tonerniveau met behulp van PrintingScout. Als de
tonercassette bijna leeg is, vervangt u deze.
tonercassette bijna leeg is, vervangt u deze.
Zorg dat de tonercassette goedgekeurd is voor gebruik in deze printer en
vervang de cassette zo nodig. Gebruik voor de beste resultaten een
officiële Xerox
vervang de cassette zo nodig. Gebruik voor de beste resultaten een
officiële Xerox
®
-tonercassette.
Reinig de ontwikkelaar. Zie
De ontwikkelaar reinigen
op pagina 53 voor
meer informatie.
De afdrukken zijn gekreukeld of
gevlekt.
gevlekt.
Controleer of het formaat, de soort en het gewicht van het papier kloppen
voor deze printer en of het papier juist is geplaatst. Zo niet, vervang het
papier dan.
voor deze printer en of het papier juist is geplaatst. Zo niet, vervang het
papier dan.
Wijzig de instellingen voor papiersoort in de printerdriver.
Wijzig de instelling Papiersoort in Voorkeursinstellingen voor afdrukken
van de printerdriver of op het tabblad Papier/aflevering.
Wijzig de instelling Papiersoort in Voorkeursinstellingen voor afdrukken
van de printerdriver of op het tabblad Papier/aflevering.
Enveloppen kreukelen of vouwen bij
het afdrukken.
het afdrukken.
Controleer of de vouw zich dichter dan 30 mm bij de vier randen van de
envelop bevindt.
envelop bevindt.
Zo ja, dan wordt de envelop afgedrukt zoals verwacht. Uw printer is niet
defect.
defect.
Zo niet, ga dan als volgt te werk:
In geval van enveloppen nr. 10, die 220 mm of langer zijn met een flap
langs de lange kant, draait u de envelop 180 graden.
In geval van C5-enveloppen, die 220 mm of langer zijn met een flap langs
de korte kant, plaatst u de enveloppen met de flap geopend en de te
bedrukken zijde omhoog.
In geval van Monarch- of DL-enveloppen, die korter zijn dan 220 mm,
plaatst u de enveloppen met de lange zijde eerst, met de flappen geopend
en met de te bedrukken zijde omhoog.
In geval van enveloppen nr. 10, die 220 mm of langer zijn met een flap
langs de lange kant, draait u de envelop 180 graden.
In geval van C5-enveloppen, die 220 mm of langer zijn met een flap langs
de korte kant, plaatst u de enveloppen met de flap geopend en de te
bedrukken zijde omhoog.
In geval van Monarch- of DL-enveloppen, die korter zijn dan 220 mm,
plaatst u de enveloppen met de lange zijde eerst, met de flappen geopend
en met de te bedrukken zijde omhoog.
Als het probleem aanhoudt, gebruikt u enveloppen van een ander formaat.
De bovenmarge is onjuist.
Controleer of het papier juist is geplaatst.
Controleer of de marges juist zijn ingesteld in de applicatie die u gebruikt.