Panasonic DMCTZ22EG Mode D’Emploi

Page de 76
54   
VQT3G98
VQT3G98
   55
 Close-upfoto’s maken
Opnamemodus: 
 
 
 
 
Wanneer u het onderwerp van dichtbij beeldvullend wilt opnemen, kunt u door 
instellen op [Macro-AF] (
) onderwerpen dichter benaderen dan bij de normale 
scherpstelafstand (tot op 3 cm in de maximale W groothoekstand). 
Druk op ▼ zodat er [Macro stand] verschijnt
Gebruik de cursortoets om in te stellen op [Macro-AF] en druk 
dan op [MENU/SET]
 aanduiding
 
 Close-up foto’s maken zonder erg dichtbij 
uw onderwerp te komen 
(
 "Tele-macro" functie)
"Tele-macro" werkt automatisch wanneer de gekozen 
zoomfactor dichtbij de uiterste T-stand komt. Er kan 
scherpgesteld worden op afstanden van 1 meter of 
meer. (
 verandert in 
)
 [Macro zoom]
Om uw onderwerp nog dichter te benaderen, kunt u instellen op [Macro zoom] zodat uw 
onderwerp nog groter in beeld verschijnt dan bij de [Macro-AF].
 
Druk op ▼ zodat er [Macro stand] verschijnt
Gebruik de cursortoets om in te stellen op [Macro zoom] en 
druk dan op [MENU/SET]
Regel de vergroting van de digitale zoom met de zoomhendel
Terug
Vergroten
Er is hierbij vast uitgezoomd naar de 
groothoekstand.
Het scherpstelbereik is van 3 cm - 
.
Digitale zoom-vergroting (1x tot 3x)
 
Het kan even duren totdat onderwerpen op grote afstand scherp worden.
 
Het verdient aanbeveling een statief en de [Zelfontspanner] te gebruiken. Bovendien 
wordt, wanneer u een onderwerp vlakbij de camera fotografeert, aanbevolen [Flitser] op 
 [Gedwongen uit] te zetten.
 
Als u de camera beweegt nadat er is scherpgesteld, kunnen uw beelden onscherp zijn 
wanneer uw onderwerp erg dicht bij de camera is, aangezien de scherptediepte en dus 
het scherpstelbereik bijzonder gering is.
 
Langs de randen van het beeld kan de resolutie minder zijn.
 Scherpstelbereik
Wanneer het onderwerp zich te dicht bij de camera bevindt, kan er niet goed op worden 
scherpgesteld. De kortste opnameafstand is afhankelijk van de zoomstand en de 
instelling in de macro-opnamestand.
Tijdens het optisch zoomen
Zoomfactor (richtlijn)
Kortste opnameafstand
1
[Macro stand]
2
[Macro stand]
UIT
3
3 cm
50 cm
10 cm
50 cm
20 cm
50 cm
40 cm
50 cm
1 m
1 m
1,5 m
1,5 m
7× - 11×
2 m
2 m
12× - 15×
1,5 m
2 m
16×
1 m
2 m
1  
De kortste opnameafstand is de afstand van de voorkant van de lens tot het onderwerp. Deze 
afstand verandert geleidelijk, afhankelijk van de zoomstand.
2  
De kortste opnameafstand is gelijk bij de volgende instellingen:
 
• De modus [Intelligent auto]
 
• In de scènemodi [Voedsel], [Kaarslicht], [Baby], [Huisdier], [H. gevoeligh.], [Flitsburst], 
[Speldenprik], [Zandstraal], [Hoge dynamiek], [Onder water], [Film in hoge snelheid]
De kortste opnameafstand is gelijk bij de volgende instellingen:
 
• In de scènemodi [Portret], [Gave huid], [Transformeren], [Panorama assist], [Sport], [Party], 
[Zonsonderg.], [Sterrenhemel], [Strand], [Sneeuw], [Foto frame]
 
Het scherpstelbereik verschilt voor de scènefuncties.
 
Bij de [Macro zoom] wordt een sterkere vergroting bereikt, hetgeen een mindere 
beeldkwaliteit geeft.
 
Wanneer [Macro zoom] is ingesteld, werken de extra optische zoom en [i.ZOOM] niet.
 
De [Macro zoom] kan niet worden ingesteld in de [3D Foto Mode].
 
Wanneer [Tracking AF] is ingesteld, wordt zoomen in de macrostand geannuleerd.