Panasonic DMC-TZ10 Mode D’Emploi

Page de 15
18   
VQT2L64 (DUT)
 (DUT) VQT2L64
   19
Foto’s nemen met automatische 
instellingen
Modus [INTELLIGENT AUTO]
Opnamemodus: 
Er wordt automatisch voor de optimale instellingen gekozen op basis van 
informatie zoals ‘gezicht’, ‘beweging’, ‘helderheid’ en ‘afstand’ door de 
camera op het onderwerp te richten. Dit betekent dat u duidelijke foto’s 
kunt maken zonder dat u handmatig iets hoeft in te stellen.
Schakel de camera in ( A )
Ontspanknop
A
B
C
Schuif de schakelaar [REC/
PLAY] ( B ) naar 
Zet de modusknop ( C ) op 
Maak foto’s
Druk half in 
(druk licht in en stel 
scherp)
Druk volledig in 
(druk de knop helemaal in 
om een foto te maken)
 •Als de beweging merkbaar wordt, houd de camera dan met beide 
handen vast, houd uw armen tegen uw lichaam aan en ga staan 
met uw voeten op schouderbreedte.
 Scherpstelindicator (
D
)
(Scherp: brandt/Onscherp: knippert)
 •Het AF-gebied (
E
) wordt rond het gezicht 
van het onderwerp weergegeven door de 
gezichtsdetectiefunctie. In andere gevallen 
wordt het weergegeven op het punt op het 
onderwerp dat scherp is gesteld.
D
E
 
Automatische scènedetectie
De scène wordt geïdentificeerd wanneer de camera op het onderwerp wordt gericht 
en de optimale instellingen worden automatisch gekozen. Het type scène dat wordt 
waargenomen, wordt twee seconden met een blauw pictogram aangeduid.
Mensen worden herkend [i PORTRET] 
Baby’s worden herkend [i BABY] (Wanneer baby’s (kinderen onder de 3 jaar) 
die zijn geregistreerd met de gezichtsherkenningsfunctie, worden herkend)
Landschappen worden herkend [i LANDSCHAP]
Nachtopnamen en mensen op deze opnamen worden herkend [i NACHTPORTRET]
(Alleen wanneer 
 wordt geselecteerd)
Nachtopnamen worden herkend [i NACHTL. SCHAP]
Close-ups worden herkend [i MACRO]
Zonsondergangen worden herkend [i ZONSONDERG.]
Beoordeelt de beweging van het onderwerp (om onscherpe foto’s te 
voorkomen) als de scène niet met een van de bovenstaande overeenkomt.
Als tijdens de automatische scènedetectie wordt vastgesteld dat er personen 
op de foto staan (
 of 
), wordt de gezichtsdetectie geactiveerd en worden 
de scherpstelling en belichting op basis van de herkende gezichten aangepast.
TRACKING AF
Zelfs al beweegt uw onderwerp waarop vast was scherpgesteld (met AF 
Lock), de camera blijft er toch goed op scherpgesteld.
Druk op ▲
A
B
A
 Pictogram tracking AF
B
 Kader voor tracking AF
 •Druk opnieuw op ▲ om te annuleren.
Zet het kader voor tracking AF gelijk met het onderwerp 
en druk vervolgens op ▼ om het kader te vergrendelen
 •De optimale scène-instelling wordt gekozen voor het onderwerp 
waarop u vast hebt scherpgesteld (AF Lock).
 •Vaste autofocus succesvol: Geel
 •Vaste autofocus mislukt: Rood (knipperend)
 •Druk op ▲ om te annuleren.