Reely Quadcopter RtF incl. GPS 1318310 Fiche De Données

  Voordat de quadrocopter kan worden gestart, 

moet het kompas worden gekalibreerd.

 

Wij raden kalibratie aan vóór elke vlucht.

 

Na  verandering  van  locatie  naar  een  andere 

startpositie moet het kompas worden gekalib-

reerd.

•  Schakel de tuimelschakelaar „GPS“ 5 keer snel van 

de  voorste  stand  (stand  1)  in  de  achterste  stand 

(stand  2)  en  weer  terug.  De  statuslampjes  aan  de 

quadrocopter  moeten  daarna  permanent  geel  (rood 

en groen) branden.

•  Houdt de quadrocopter horizontaal (zie afbeelding 9, 

afbeelding A) en draai hem zo lang om de hoogte-

as tot de statuslampjes de kleur in groen veranderen 

(minstens 360°).

•  Houdt daarna de quadrocopter met de voorste pro-

pellers verticaal naar beneden en draai hem nu 360° 

om de lengte-as (zie afbeelding 9, afbeelding B) tot de 

statuslampjes uitgaan.

•  De kalibratie is voltooid.
•  Breng de quadrocopter terug naar de normale posi-

tie.

•  Na een korte tijd knipperen de statuslampjes conform 

de ontvangen GPS-satellieten.

•  Als de statuslampjes rood en geel knipperen, was de 

kalibratie verkeerd en moet worden herhaald.

Tuimelschakelaars instellen
Voordat u uw model voor het eerst laat opstijgen, con-

troleert  u  de  standen  van  de  drie  tuimelschakelaars 

„IOC“ (1), „GO-HOME“ (2) en „GPS“ (3). De schakelaars 

moeten zich overeenkomstig de tekening in afbeelding 

14 in de voorste ofwel bovenste stand bevinden.
In  deze  schakelaarcombinatie  vliegt  de  quadrocopter 

GPS-gestabiliseerd. Deze stand is ideaal geschikt voor 

de eerste testvluchten in de open lucht.
Wordt  de  quadrocopter  indoor  gebruikt,  dan  moet  de 

schakelaar „GPS“ (3) in de onderste stand („GPS“ uit) 

worden geschakeld.

  Voor meer informatie over de schakelaarfuncties leest u a.u.b. de volledige handleiding, die o.a. ook 

in de Conrad-webwinkel bij de productdetails te downloaden is.

De quadrocopter starten
•  Wacht tot de quadrocopter meer dan zes GPS-satel-

lieten ontvangt en het startpunt heeft opgeslagen. De 

statuslampjes knipperen dan ca. alle 5 s groen. De 

quadrocopter is nu startklaar.

•  Beweeg de linke stuurknuppel naar rechts onder en 

tegelijk de rechte stuurknuppel naar links onder (zie 

afbeelding 15).

•  Zodra de motoren aanlopen, beweegt u de twee stu-

urknuppels onmiddellijk terug naar het midden.

•  De  leds  die  zich  aan  de  onderkant  van  de  voorste 

kraanarmen  bevinden,  branden  wit  en  de  leds  die 

zich aan de bovenzijde van de achterste kraanarmen 

bevinden, branden rood.

 

Als u de twee stuurknuppels weer naar het midden en naar beneden beweegt, worden de motoren 

uitgeschakeld. Voer daarom deze stuurbeweging nooit tijdens de vlucht door!

•  Schuif de stuurknuppel voor de pitchfunctie langzaam naar voren. De quadrocopter verhoogt het propel-

lertoerental en stijgt op.

•  Wanneer u de stuurknuppel terug naar het midden beweegt, zweeft de quadrocopter op een constante 

hoogte.

•  Voer op 1 - 2 m hoogte de eerste voorzichtige richtingsbesturingen uit en let erop hoe de quadrocopter op 

de stuurcommando‘s reageert.

•  Om de quadrocopter weer te landen, trekt u de stuurknuppel voor de pitchfunctie van het midden iets naar 

achteren, zodat de quadrocopter de vlieghoogte langzaam verminderd en landt.

•  Beweeg de twee stuurknuppels weer naar het midden en naar beneden om de motoren uit te schakelen.

De camera kan vanuit de horizontale positie verticaal 45° naar boven en 135° naar beneden draaien. De 

zwenkbeweging wordt met behulp van de draairegelaar VRB (1) bestuurd.