Benning DUTEST pro Multi-Tester 050156 Fiche De Données

Codes de produits
050156
Page de 6
09/ 2014 
DUTEST
® 
pro 
23 
 
componenten, eventueel moeten condensatoren 
worden ontladen. 
-   Plaats de twee testpennen 7 en 8 op de te con-
troleren installatiecomponenten.
-  Bij  doorgang  (weerstandswaarde  R  ≤  100  Ω  -
200  Ω)  weerklinkt  een  geluidssignaal  en  de  gele
LED's 1, 2 en 3 lichten op. 
-   Aan de hand van de LED-niveau-indicator 1, 2 
en  3 kan de hoogte van de weerstandswaarde 
grof worden ingeschat. 
Weerstand (R)
≤ 100 Ω 
200 Ω
≤ 1 kΩ ≤ 10 kΩ
> 10 kΩ
≤ 100 kΩ
Zoemer: 
1
 LED 100 Ω
1. 
● ↓
2
 LED 1 kΩ
2. 
● ↓
3
 LED 10 kΩ
3. 
● ↓
-   Om de doorlaatrichting van een diode te bepalen, 
plaatst u de zwarte - testpen 8 tegen de kathode 
en de rode + testpen 7 tegen de anode van de 
diode. De doorlaatrichting is bepaald wanneer de 
gele LED's 1, 2 en 3 als een looplicht oplichten.
-   Als op de controleplaats een spanning staat, 
waarschuwt het toestel door het oplichten van de 
rode LED's 4 en/of 5 voor de aanwezigheid van 
een stoorspanning. De controle moet onmiddel-
lijk worden gestopt en de spanningsvrijheid moet 
worden verzekerd!
Instelling van het zoemervolume
Het volume van de zoemer kan in vier standen worden 
ingesteld. Stand 1 (stil), stand 2 (gemiddeld), stand 3 
(luid) en stand 4 (zeer luid). In stand 5, de zoemer: 
UIT,  LED-zaklamp: AAN).
Om het volume in te stellen, sluit u de testpennen 7 
en  8 kort en houdt u de toets  ingedrukt tot het 
gewenste volume ingesteld is. Het ingestelde zoemer-
volume blijft opgeslagen tot het weer wordt gewijzigd.
5.  Stoorspannings- en polariteitsweergave
-   Plaats de twee testpennen 7 en 8 tweepolig 
tegen de te controleren installatiecomponenten.
-   De LED's voor de stoorspanningsindicatie 4 en 
5
 herkennen gelijk- (
) en wisselspanningen 
() in een bereik van 6 V - 400 V.
-   Wisselspanningen () worden aangegeven door 
het gelijktijdig oplichten van de + LED 4 en de - 
LED 5.
-   Gelijkspanningen  (
) worden aangegeven 
door het oplichten van de + LED 4 of de - LED 
5
. De + LED 4 licht op wanneer de pluspool van 
de spanningsbron aan de rode + testpen 7 en de 
minpool van de spanningsbron aan de zwarte - 
testpen 8 wordt aangelegd.
Opgelet!
De stoorspanningsindicatie vormt geen vervanging 
voor een tweepolige spanningstester om de span-
ningsvrijheid vast te stellen.
Bijkomende indicatie voor stoorspanningsherken-
ning (tweepolig)
Als de zoemer tijdens de doorgangsmeting ingescha-
keld is, waarschuwt een pulserend geluidssignaal 
voor de aanwezigheid van een stoorspanning. Als de 
zoemer tijdens de doorgangsmeting uitgeschakeld is, 
knippert de LED-zaklamp  als er een stoorspan-
ning aanwezig is. De bijkomende indicatie (pulserend 
geluidssignaal of knipperende LED-zaklamp ) kan 
worden uitgeschakeld. Plaats daartoe de twee test-
pennen 7 en 8 op een spanningsbron (6 V - 400 V) 
en bedien de toets  gedurende ca. 1 seconde. Om 
de bijkomende indicatie (pulserend geluidssignaal of 
knipperende LED-zaklamp ) te activeren, herhaalt u 
de procedure.
6. Eénpolige buitengeleidercontrole (fase)
-   Leg de zwarte - testpen 8 of de rode + testpen 
7
 eenpolig tegen de te controleren installatiecom-
ponent. Let er in elk geval op dat bij de eenpolige 
buitengeleidercontrole (fase) de blanke testelek-
trode 6 niet in contact komt met de andere test-
pen en deze contactvrij blijft.
-  Als de rode LED   4 knippert, staat op deze 
installatiecomponent de buitengeleider (fase) van 
een wisselspanning.
Bijkomende indicatie voor buitengeleidercontrole
Indien nodig kan een bijkomende indicatie (pulserend 
geluidssignaal of knipperende LED-zaklamp ) wor-
den geactiveerd voor de buitengeleidercontrole. Om 
deze functie te activeren, contacteert u eenpolig de 
zwarte - testpen 8 of de rode + testpen 7 met de bui-
tengeleider (fase) van een stopcontact en bedient u de 
toets  gedurende ca. 1 seconde. Om de bijkomende 
indicatie uit te schakelen, bedient u toets  nogmaals. 
De bijkomende indicatie (pulserend geluidssignaal of 
knipperende LED-zaklamp ) is afhankelijk van het 
ingestelde zoemervolume van de doorgangsmeting. 
(zie hoofdstuk 4).
Opmerking: 
De eenpolige buitengeleidercontrole (fase) is in het 
geaarde net mogelijk vanaf 230 V, 50 Hz / 60 Hz (fase 
t.o.v. aarde). 
7. Kabelbreukdetector
-   De  kabelbreukdetector   lokaliseert aanraakvrij 
kabelbreuken aan blootliggende en onder span-
ning staande leidingen. 
-  Beweeg de detector  over een spanningsvoe-
rende leiding (bijv. kabeltrommel of lichtketting) 
van de voedingsplaats (fase) in de richting van het 
andere leidinguiteinde.
-   Zolang de leiding niet onderbroken is, knippert de 
rode LED  4.
-   De kabelbreukplaats is gelokaliseerd als de rode 
LED  4 uitgaat.
Bijkomende indicatie voor kabelbreukdetector
Een geactiveerde bijkomende indicatie (pulserend 
geluidssignaal of knipperende LED-zaklamp ) tij-
dens de eenpolige buitengeleidercontrole (zie hoofd-
stuk 6) is eveneens actief voor de kabelbreukdetector.
Opmerking: 
De kabelbreukdetector kan worden gebruikt in een 
geaard net vanaf 230 V, 50 Hz/ 60 Hz (fase t.o.v. 
aarde).
8. LED-zaklamp
Opgelet!
Potentieel gevaarlijke optische straling!
Kijk niet direct of indirect via weerkaats-
ende oppervlakken in de straal, gevaar 
voor het netvlies!
-   Het toestel beschikt over een geconcentreerde, 
krachtige LED-zaklamp , die door bediening van 
de toets  kan worden in- of uitgeschakeld.
-   De LED-zaklamp wordt automatisch uitgeschakeld 
na ca. 2 minuten.
Instellen van de lichtsterkte
De lichtsterkte van de LED-zaklamp  kan in vier 
standen worden ingesteld.
Stand 1 (25%), stand 2 (50%), stand 3 (75%) en stand 
4 (100%). Om de lichtsterkte in te stellen, houdt u de 
toets   ingedrukt tot de gewenste lichtsterkte inge-
steld is. De hoogste stand 4 (100%) wordt bevestigd 
door een geluidssignaal. De ingestelde lichtsterkte