Xerox Phaser 5500 Guida Utente

Pagina di 256
Macintosh
Phaser® 5500-laserprinter
3-35
5.
Selecteer de printer in de weergegeven lijst. 
6.
Selecteer de overeenkomstige PPD in de vervolgkeuzelijst Printermodel. Als de PPD van 
uw printer niet in de lijst staat, installeert u deze vanaf de Cd-rom met 
printerinstallatieprogramma en hulpprogramma’s
.
7.
Klik op Voeg toe om de configuratie te voltooien.
Meer informatie hierover kunt u vinden in de tabel van 
 aan het einde van deze sectie.
Een Rendezvous-printer maken met Mac OS X versie 10.2 of hoger
1.
Open het hulpprogramma Afdrukbeheer. In versie 10.3 of later van Mac OS X heeft dit 
hulpprogramma de naam Printer Setup (Printerinstelling). Dit hulpprogramma vindt u in 
de map Utilities van de directory Applications.
2.
Klik op Voeg toe.
Er verschijnt een lijst met de naam van uw printer gevolgd door een cijferreeks, 
bijvoorbeeld Naam van uw printer xx:xx:xx. Elk genummerd segment 
vertegenwoordigt het laatste deel van het hardwareadres van uw printer. 
Uw PPD wordt automatisch geselecteerd.
3.
Klik op Voeg toe om de installatie te voltooien.
Problemen met Macintosh oplossen (Mac OS 9.x en Mac OS X 
versie 10.1 en hoger)
Met de volgende procedure lost u problemen met kabels, communicatie en verbindingen op. 
Nadat u deze stappen hebt genomen, drukt u een testpagina af vanuit uw softwaretoepassing. 
Als de taak wordt afgedrukt, is het niet nodig om verdere probleemoplossing uit te voeren. Als 
er problemen zijn met de afdrukkwaliteit, gaat u naar 
Documentatie/Problemen oplossen
 op de 
Cd-rom met gebruikersdocumentatie.
Problemen met Macintosh stap voor stap oplossen
Mac OS 9.x
Voer de volgende stappen uitsluitend uit als u Mac OS 9 gebruikt:
1.
Open de Kiezer en klik op het stuurprogramma LaserWriter.
2.
Verricht een van de volgende handelingen:
Als de naam van de printer wordt weergegeven, communiceert het apparaat via het 
netwerk. U hoeft geen verdere stappen te nemen.
Als de naam van de printer niet wordt weergegeven, gaat u verder met stap 3.
3.
Controleer dat de printer is aangesloten op de netspanning, AAN staat en is aangesloten op 
een actief netwerk.
4.
Controleer de kabelverbinding tussen het netwerk en de printer.