Tams Elektronik 25-01-100 Central "Master Control" for Easy Control 25-01-100 Scheda Tecnica

Codici prodotto
25-01-100
Pagina di 50
Nederlands
MasterControl
Pagina 11.4
CV#
CV-naam
Invoerwaarden
(ingevoerd)
Verklaring
49 – 64 Fabrieksparamaters 0 ... 255
(-)
Gereserveerd voor de fabrikant.
67 – 94 Alternatieve
snelheidskromme
(alleen bij mode 28
rijstappen)
0 ... 255
(-)
= Tabel voor de alternatieve
snelheidskromme. Aan elk van de 28
rijstappen wordt een specifieke
motorspanning toegewezen. Een waarde van
"0" komt overeen met een spanning van „0“,
„255“ met de maximale spanning.
11.3. Booster
Boosters versterken de van de centrale verzonden digitale signalen en voorzien een aangesloten
traject van stroom. Op de MasterControl moet minstens één externe Booster worden aangesloten
omdat er in de centrale geen Booster is geïntegreerd. Het aantal noodzakelijke Boosters is
afhankelijk van het stroomverbruik van de modelbaan.
Berekenen van de stroombehoefte
een loc: spoor N: 600 mA  / spoor H0: 800 mA / > spoor 0: 1 A
binnenverlichting in b.v. een rijtuig 50 - 200 mA
een andere verbruiker (b.v. geluidsmodule): 100 - 300 mA
reserve voor wissels: 10% van de berekende totale waarde.
Boostertypen
Märklin**-compatible Boosters en Boosters voor het DCC-systeem worden op een verschillende
manier in- en uitgeschakeld. Märklin**-compatible Boosters worden via een eigen signaal in- en
uitgeschakeld, dat via een extra pin op de Boosteruitgang aan de centrale gereed wordt gezet.
DCC-Boosters worden ingeschakeld zodra een datasignaal op de Boosteruitgang van de centrale
wordt gezet. De Boosteruitgangen van de MasterControl kunnen dusdanig worden geconfigureerd
dat het gebruik van het ene of het andere Boostertype op het EasyNet mogelijk is.
Geregelde Boosters houden de spanning in het aangesloten traject constant. In tegenstelling
daartoe kunnen trajecten die op een ongeregelde Booster zijn aangesloten spanningsvariaties
hebben die er toe leiden dat de rijsnelheden van de locs en de helderheid van de verlichting
variëren.
Tip 1
Deel de modelspoorbaan vanaf het begin in blokken op die in de eindfase door een eigen Booster
van stroom worden voorzien. In elk blok moeten max. drie tot vijf locs gelijktijdig kunnen rijden.
Let erop dat de limieten zo weinig mogelijk worden overschreden.
Tip 2
Gebruik indien mogelijk Boosters van één fabrikant en van één type, anders kunnen er bij het
passeren van de overgangen tussen de blokken problemen optreden zoals:
Storing van de data-overdracht naar de decoders.
Stromen die de locs zomaar in beweging zetten.
Kortsluitingen bij het berijden van de overgangen tussen de verschillende trajecten.