Reely RtF 348 mm PA-18 ユーザーズマニュアル

製品コード
PA-18
ページ / 104
96
16.    De eerste vlucht
Vóór de eerste start moet de vliegaccu volgens de aanwijzingen in het gedeelte „Laden van de vliegaccu“ op worden
geladen. De restcapaciteit van de zenderbatterijen kunt u bijvoorbeeld met een batterijtester testen. 
Nadat u nog een keer kort de functie van de motor en de uitslagen van het hoogte- en richtingsroer gecontroleerd 
heeft, is het model gereed voor de eerste vlucht. 
Kies een geschikte vliegplaats voor het gebruik van uw model. Voor de eerste vliegpogingen adviseren we een grote
hal of sporthal of een grote weide, een sport- of modelvliegtuigterrein.
  Als u de eerste vlucht buiten uitvoert, dan wacht u indien mogelijk op een volledig windstille dag.
Zodra u uw model beheerst kunt u ook in de tuin of in een kleinere ruimte vliegen.
a) De start
In principe is het zonder probleem mogelijk om het model alleen uit de hand en ook vanaf een vlakke bodem te star-
ten. Voor de eerste vlucht raden wij u echter aan toch de hulp van een starthelper in te roepen, die het model met de 
hand start. Zo heeft u beide handen voor het sturen vrij en kunt u zich geheel op het model concentreren.
Als u buiten vliegt, moeten de start en landing altijd van u weg of naar u toe gebeuren. In een binnenruimte mag u 
niet in het midden van de ruimte, maar in een hoek starten. Zo hebt u voldoende plaats om een grote cirkel rond de 
ruimte te vliegen.
  Onze tip: 
 
Om de vliegpositie van uw model nauwkeurig te kunnen zien, gaat u zijdelings achter de starthelper staan 
en kijkt u precies in de vliegrichting van het startende model.
Voor de start neemt de starthelper het model met duim en wijsvinger voorzichtig onder aan de romp achter het on-
derstel vast. Geef nu langzaam gas en laat dan de motor met vol vermogen lopen. De starthelper geeft het model met 
een zachte zwaai recht naar voren vrij. 
Het model moet nu in een vlakke hoek naar boven opstijgen. Eventueel moet u hiervoor het motortoerental een beetje 
verminderen. Probeer hierbij zo min mogelijk te sturen. Pas wanneer het model vanzelf zijn vliegpositie verandert en 
bijv. een bocht vliegt, te snel stijgt of de neus naar beneden wil drukken, corrigeert u de vliegpositie met de noodza-
kelijke stuurcommando’s.
Voor een fijngevoelige correctie van de vliegpositie en voor gerichte richtingsveranderingen vanuit de normale vlieg-
positie zijn maar geringe of kortdurende knuppelbewegingen van de zender nodig. 
Wanneer de gewenste vlieghoogte is bereikt, vermindert u het motorvermogen en leidt u de eerste bocht in.
b) Bochten vliegen
Het vliegen van bochten wordt met het richtingsroer gestart, hierdoor neigt het model naar de zijkant. Wanneer de ge-
wenste schuine stand van het model bereikt is, wordt het richtingsroer terug naar de middenpositie gestuurd. Gelijktij-
dig wordt door zacht trekken aan de stuurknuppel voor het hoogteroer, de bocht op gelijkblijvende hoogte gevlogen.
Als het model in de gewenste richting vliegt, kunt u met een korte beweging van het richtingsroer in de andere richting 
het model weer horizontaal laten vliegen en het hoogteroer naar de middenpositie terug brengen.