Reely ARF 1095 mm 208918 데이터 시트

제품 코드
208918
다운로드
페이지 84
79


10. Invliegen van het model
Nadat u het zwaartepunt, de werking van de motor en de richting van de roerbewegingen gecontroleerd heeft, is uw
model klaar voor de eerste vlucht.
Wij adviseren om in ieder geval contact op te nemen met een ervaren modelpiloot of een modelbouwvereniging bij u
in de buurt te zoeken wanneer u met het invliegen van een vliegmodel niet vertrouwd bent.
a) Test van de reikwijdte
Vóór de eerste start moeten de gebruikte accu’s (vb. zender, ontvanger, vliegaccu) volgens de instructies van de
fabrikant opgeladen worden. Doe op het vliegterrein eerst een test van de reikwijdte van de afstandsbediening. Stel
hiervoor de zender en vervolgens de ontvanger in werking. Controleer het bereik volgens de instructies van de
gebruiksaanwijzing van uw afstandsbediening.
b) De eerste start
Bij een correcte montage zal het model na een korte rolfase en een korte hoogteroeruitslag in een vlakke hoek snel
omhoog opstijgen.
Let bij het vliegen altijd op een voldoende vliegsnelheid. Vlieg daarom in het begin met voldoende veiligheidshoogte
om aan het besturingsgedrag van het model te kunnen wennen.
Om ervoor te zorgen dat de eerste landing ook probleemloos verloopt, dient u eerst meerdere keren op een veilige
hoogte en ook tegen de wind in, door het verlagen van de vliegsnelheid (motorvermogen verlagen) en gelijktijdig
„hoogte houden“ te proberen „het overtrekken“ van het model uit te proberen. Het behalen van deze grenssituatie is
voor de latere landing een waardevol kenmerk voor de keuze van de landingssnelheid.
c) Intrimmen van het model
Wanneer uw model bij een rechte vlucht telkens naar één kant trekt, corrigeer dan tijdens het vliegen met behulp van
de trimming de noodzakelijke neutrale positie van de betreffende roeren.
Na de landing moet echter in elk geval de oorzaak voor de noodzakelijke trimming worden gevonden en gecorrigeerd
(vb. neerwaartse motorneiging). Meet hiervoor uw model (vb. vleugelstelling, motorneiging, etc.) opnieuw en corrigeer
in overeenstemming met de meetresultaten.
d) De eerste landing
Laat de eerste vlucht niet te lang duren, maar probeer het model snel terug te landen. Zo heeft u voldoende tijd om
meerdere keren de landingsstrook aan te vliegen, zonder dat de accucapaciteit daarbij in het gedrang komt.
Net als de start moet de landing altijd tegen de wind in gebeuren. Verlaag het motorvermogen en vlieg grote vlakke
cirkels. Trek daarbij niet te hard aan het hoogteroer om de vlieghoogte gecontroleerd te verlagen.
Kies de laatste bocht voor de landing zodanig dat u in geval van nood nog voldoende plaats voor de landing heeft en
de vliegrichting bij het landen niet meer duidelijk gecorrigeerd hoeft te worden.
Wanneer het model de geplande landingslijn vliegt verlaagt u verder het motorvermogen en houdt u het met het
hoogteroer horizontaal. Het model moet nu verder zakken en op het geplande landingspunt aan het einde van een
gedachte landingslijn toe vliegen.