Xerox Phaser EX7750 产品宣传页
A
A-5
Basisbegrippen van inslag
Met DocBuilder Pro hoeft het tijdrovende en foutgevoelige proces van het maken
van accurate fysieke modellen van het ingeslagen boek niet te worden uitgevoerd om
pagina’s op te maken. Met DocBuilder Pro hoeft u slechts het bronbestand te openen
dat moet worden ingeslagen, en op te geven hoeveel rijen en kolommen met pagina’s
op een vel moeten worden afgebeeld. DocBuilder Pro maakt dit proces nog
eenvoudiger door vooraf gedefinieerde indelingen te leveren voor courante inslagtaken
zoals boekjes en brochures. U kunt ook uw eigen aangepaste opmaak opslaan om deze
opnieuw te kunnen gebruiken.
van accurate fysieke modellen van het ingeslagen boek niet te worden uitgevoerd om
pagina’s op te maken. Met DocBuilder Pro hoeft u slechts het bronbestand te openen
dat moet worden ingeslagen, en op te geven hoeveel rijen en kolommen met pagina’s
op een vel moeten worden afgebeeld. DocBuilder Pro maakt dit proces nog
eenvoudiger door vooraf gedefinieerde indelingen te leveren voor courante inslagtaken
zoals boekjes en brochures. U kunt ook uw eigen aangepaste opmaak opslaan om deze
opnieuw te kunnen gebruiken.
Printermarkeringen
Bij de opmaak wordt niet alleen de plaatsing van pagina’s op het vel aangegeven, maar
ook hoe het afgewerkte vel zal worden gesneden en gevouwen. Bij de opmaak wordt
bijvoorbeeld opgegeven of het grote voltooide vel wordt gevouwen en bijgesneden
om er een boekje van te maken, of dat het gewoon wordt gevouwen (en niet gesneden)
zoals bij een plattegrond.
ook hoe het afgewerkte vel zal worden gesneden en gevouwen. Bij de opmaak wordt
bijvoorbeeld opgegeven of het grote voltooide vel wordt gevouwen en bijgesneden
om er een boekje van te maken, of dat het gewoon wordt gevouwen (en niet gesneden)
zoals bij een plattegrond.
A Bij een DocBuilder Pro-opmaakmodel wordt de locatie van de vouwen, snijlijnen
en andere speciale elementen aangegeven door speciale markeringen, die
printermarkeringen worden genoemd. Deze markeringen verschijnen op het
afgedrukte blad buiten het gebied met de hoofdinhoud van de taak.
en andere speciale elementen aangegeven door speciale markeringen, die
printermarkeringen worden genoemd. Deze markeringen verschijnen op het
afgedrukte blad buiten het gebied met de hoofdinhoud van de taak.
• Het taaklabel bevat beschrijvende tekst zoals de naam van de taak, een velaanduiding
en de datum en tijd waarop het vel is afgedrukt.
• De locatie van een vouw wordt aangegeven door een stippellijn, de zogenaamde
vouwlijn. De locatie van een snijlijn wordt aangegeven door een ononderbroken lijn,
de snijlijn.
de snijlijn.
• De grootte en de locatie van de marges (de ruimte rond het gebied met inhoud
van de pagina), de witstroken (ruimte tussen pagina’s) en eventuele aflopende
bedrukking (waarbij de inhoud doorloopt voorbij een snijlijn; wordt gebruikt om
ervoor te zorgen dat het bedrukte gebied doorloopt tot de rand van een bijgesneden
pagina) worden ook aangegeven door speciale markeringen.
bedrukking (waarbij de inhoud doorloopt voorbij een snijlijn; wordt gebruikt om
ervoor te zorgen dat het bedrukte gebied doorloopt tot de rand van een bijgesneden
pagina) worden ook aangegeven door speciale markeringen.