Xerox Phaser 7300 安装指南
Windows NT 4.x-netwerk
Phaser® 7300-kleurenprinter
22
3.
Controleer of de client is aangemeld bij het netwerk en afdrukt naar de juiste afdrukwachtrij.
Controleer ook of de gebruiker toegang heeft tot de Phaser-printerwachtrij.
Controleer ook of de gebruiker toegang heeft tot de Phaser-printerwachtrij.
4.
Gebruik op het bureaublad van de server de rechtermuisknop en klik op Netwerkomgeving.
Selecteer met de linkermuisknop de optie Eigenschappen in het trapsgewijze menu.
Selecteer met de linkermuisknop de optie Eigenschappen in het trapsgewijze menu.
5.
Het dialoogvenster Netwerk moet verschijnen. Selecteer het tabblad Protocollen.
6.
Zoek in de lijst met geïnstalleerde netwerkprotocollen naar het TCP/IP-protocol.
7.
Klik zoals nodig op Toevoegen, installeer onderdelen die niet in de lijst worden weergegeven en
start het systeem opnieuw.
start het systeem opnieuw.
8.
Als het systeem opnieuw is gestart, klikt u op Start, selecteert u Instellingen, selecteert u
Configuratiescherm en dubbelklikt u op Services. Zoek TCP/IP PrintServer op. Controleer of in
de kolom Status “Gestart” en in de kolom Opstarten “automatisch” staat.
Configuratiescherm en dubbelklikt u op Services. Zoek TCP/IP PrintServer op. Controleer of in
de kolom Status “Gestart” en in de kolom Opstarten “automatisch” staat.
9.
Selecteert de knop Start en Instellingen en selecteer vervolgens de map Printers. Het venster
Printers moet verschijnen.
Printers moet verschijnen.
10.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies Eigenschappen.
11.
Controleer of u het juiste stuurprogramma hebt geselecteerd voor de printer.
12.
Selecteer het tabblad Poorten.
13.
Controleer of het IP-adres in de lijst Afdrukken naar de volgende poort gelijk is aan het IP-adres
op de configuratiepagina’s. Indien nodig selecteert u het TCP/IP-nummer voor uw printer
opnieuw.
op de configuratiepagina’s. Indien nodig selecteert u het TCP/IP-nummer voor uw printer
opnieuw.
14.
Klik op het tabblad Algemeen en klik vervolgens op Testpagina afdrukken. Als de printer nog
steeds niet afdrukt, opent u PhaserSMART vanaf het tabblad Problemen oplossen van het
Windows-stuurprogramma of raadpleegt u de Xerox-website:
steeds niet afdrukt, opent u PhaserSMART vanaf het tabblad Problemen oplossen van het
Windows-stuurprogramma of raadpleegt u de Xerox-website:
Windows NT 4.x-problemen oplossen (AppleTalk)
In deze sectie wordt ervan uitgegaan dat u de volgende taken hebt voltooid:
■
U hebt een Phaser-printer PostScript-afdrukstuurprogramma opgeladen.
■
U hebt een recente kopie van de configuratiepagina’s afgedrukt en bewaard. Raadpleeg de sectie
over het Voorpaneel in de Handleiding Functies op de interactieve documentatie-cd-rom voor
informatie over het afdrukken van configuratiepagina’s.
over het Voorpaneel in de Handleiding Functies op de interactieve documentatie-cd-rom voor
informatie over het afdrukken van configuratiepagina’s.
1.
Controleer het volgende in de EtherTalk-gedeelten van de configuratiepagina’s:
■
De EtherTalk-naam is correct.
■
Ingeschakeld is ingesteld op Ja.
■
Zone bevat de gewenste zonenaam of * (* betekent standaard lokale zone).
2.
Controleer of de client is aangemeld bij het netwerk en afdrukt naar de juiste afdrukwachtrij.
Controleer ook of de gebruiker toegang heeft tot de Phaser-printerwachtrij.
Controleer ook of de gebruiker toegang heeft tot de Phaser-printerwachtrij.
3.
Gebruik op het bureaublad van de server de rechtermuisknop en selecteer Netwerkomgeving.
Selecteer met de linkermuisknop de optie Eigenschappen in het trapsgewijze menu.
Selecteer met de linkermuisknop de optie Eigenschappen in het trapsgewijze menu.
4.
Het dialoogvenster Netwerk moet verschijnen. Selecteer het tabblad Configuratie.
5.
Zoek in de lijst met geïnstalleerde netwerkcomponenten naar het AppleTalk-protocol.