Brother HL-1850 用户指南
HOOFDSTUK 1 AFDRUKKEN OP UNIX-SYSTEMEN
1-7
HP/UX configureren
Bij HP/UX wordt het sam-programma gebruikt voor het instellen van de externe
printer. U volgt onderstaande stappen:
printer. U volgt onderstaande stappen:
1. Voer het sam-programma uit. Selecteer de printers en plotters uit de
optielijst.
2. Selecteer
LP
Spooler
3. Selecteer Printers and Plotters
4. Selecteer Actions en vervolgens Add Remote Printer/Plotter
5. Voer een willekeurige naam in voor de printernaam (dit is de naam van
4. Selecteer Actions en vervolgens Add Remote Printer/Plotter
5. Voer een willekeurige naam in voor de printernaam (dit is de naam van
de printerwachtrij)
6. Voer het IP-adres in van de afdrukserver als de Remote System Name
7. Voer in het vak Remote Printer name een naam in voor de gewenste
7. Voer in het vak Remote Printer name een naam in voor de gewenste
afdrukserverservice.
8. Markeer het aankruisvakje naast Remote Printer op het BSD-systeem
9. Aanvaard de standaardwaarden voor de overige opties.
10. Klik op OK om de printer te configureren
9. Aanvaard de standaardwaarden voor de overige opties.
10. Klik op OK om de printer te configureren
Nu kunt u afdrukken met behulp van de opdracht lp-d met de printernaam.
Als u gebruik maakt van de HP-gedistribueerde printservice , zal de
configuratieprocedure iets anders zijn omdat u een afdruktaak naar een
bestandserver stuurt, die de taak op zijn beurt spoolt naar de afdrukserver.
Daarom moet u naast alle hiervoor vermelde informatie ook de naam van de
bestandserver (spoolerhost) kennen. U voegt een fysische printer en een externe
printer toe, en wijst vervolgens een logische printer toe aan de externe printer
(een unieke naam). Nu kunt u afdrukken met behulp van de opdracht lp -d met de
logische printernaam.
Oudere versies van HP/UX volgend dezelfde procedure als de 10.xx-gebruikers:
1. Voer sam in en selecteer Peripheral Devices en vervolgens Add Remote
Printer (niet Networked printer)
2. Voer onderstaande externe printerinstellingen in (de andere instellingen
zijn niet belangrijk):
3. Line printer name (door gebruiker te selecteren)
4. Remote system name (de afdrukservernaam; moet overeenkomen met
4. Remote system name (de afdrukservernaam; moet overeenkomen met
wat er in het Hosts-bestand staat, of gebruik het IP-adres van de
afdrukserver)
afdrukserver)
5. Remote printer queue (naam van binaire of tekstservice van de
afdrukserver, bijv. BINARY_P1 of TEXT_P1)
6. Externe printer is op een BSD-systeem (Ja)