Xerox Phaser 6140 Betriebsanweisung
Afdrukken
Phaser 6140-kleurenlaserprinter
Gebruikershandleiding
63
Papiersoorten en papierformaten instellen
In dit gedeelte komen de volgende onderwerpen aan bod:
•
•
•
Wanneer u papier in papierlade 1 of in de invoerlade voor 250 vel plaatst (lade 2), moet u de
papiersoort via het bedieningspaneel van de printer instellen.
papiersoort via het bedieningspaneel van de printer instellen.
Opmerkingen:
•
•
Als u in het menu Papiertype van het printerstuurprogramma Geen selecteert, worden de
standaardafdrukinstellingen van het bedieningspaneel gebruikt. De afdruktaak wordt alleen
uitgevoerd wanneer de instellingen voor het papierformaat en de papiersoort die in het printer-
stuurprogramma zijn ingesteld, overeenkomen met de instellingen van het bedienings-paneel.
Als de instellingen van het printerstuurprogramma en het bedieningspaneel niet met elkaar
overeenkomen, moet u de instructies volgen die op het bedieningspaneel worden weergegeven.
standaardafdrukinstellingen van het bedieningspaneel gebruikt. De afdruktaak wordt alleen
uitgevoerd wanneer de instellingen voor het papierformaat en de papiersoort die in het printer-
stuurprogramma zijn ingesteld, overeenkomen met de instellingen van het bedienings-paneel.
Als de instellingen van het printerstuurprogramma en het bedieningspaneel niet met elkaar
overeenkomen, moet u de instructies volgen die op het bedieningspaneel worden weergegeven.
•
U kunt ook instellen dat het bericht om het papierformaat en de papiersoort in te stellen telkens
wanneer u papier in een van de laden plaatst wordt weergegeven. Zie
wanneer u papier in een van de laden plaatst wordt weergegeven. Zie
pagina 111 voor meer informatie.
De papiersoort instellen
Voorzichtig:
De papiersoortinstellingen moeten overeenkomen met de kenmerken van het
papier dat in de laden is geplaatst. Als dit niet het geval is, kunnen er problemen met de
afdrukkwaliteit optreden.
afdrukkwaliteit optreden.
Opmerking:
Als u in het menu Papiertype van het printerstuurprogramma Geen selecteert, worden
de standaardafdrukinstellingen van het bedieningspaneel gebruikt. De afdruktaak wordt alleen
uitgevoerd wanneer de instellingen voor het papierformaat en de papiersoort die in het printer-
stuurprogramma zijn ingesteld, overeenkomen met de instellingen van het bedieningspaneel.
Als de instellingen van het printerstuurprogramma en het bedieningspaneel niet met elkaar over-
eenkomen, moet u de instructies volgen die op het bedieningspaneel worden weergegeven.
uitgevoerd wanneer de instellingen voor het papierformaat en de papiersoort die in het printer-
stuurprogramma zijn ingesteld, overeenkomen met de instellingen van het bedieningspaneel.
Als de instellingen van het printerstuurprogramma en het bedieningspaneel niet met elkaar over-
eenkomen, moet u de instructies volgen die op het bedieningspaneel worden weergegeven.
De papiersoort instellen voor papier dat in een lade is geplaatst:
1. Druk op het bedieningspaneel van de printer op de knop Menu om het scherm Menu te openen.
2. Druk op de pijl-Omlaag om naar Lade-instellingen te gaan en druk vervolgens op de knop OK.
3. Ga met de pijl-Omlaag naar de lade die u aan het instellen bent en druk vervolgens op OK.
4. Druk bij Papiertype op OK.
5. Ga met de pijl-Omlaag naar de papiersoort die in de lade is geplaatst en druk vervolgens op OK.
6. Druk wanneer u klaar bent op de knop Menu om het menu af te sluiten.
1. Druk op het bedieningspaneel van de printer op de knop Menu om het scherm Menu te openen.
2. Druk op de pijl-Omlaag om naar Lade-instellingen te gaan en druk vervolgens op de knop OK.
3. Ga met de pijl-Omlaag naar de lade die u aan het instellen bent en druk vervolgens op OK.
4. Druk bij Papiertype op OK.
5. Ga met de pijl-Omlaag naar de papiersoort die in de lade is geplaatst en druk vervolgens op OK.
6. Druk wanneer u klaar bent op de knop Menu om het menu af te sluiten.