Panasonic DMC-LX100 Bedienungsanleitung
117
SQW0028
De scherpstelling en helderheid (belichting) aanpassen
Beelden opnemen met automatische scherpstelling
Automatisch koppelen van de scherpstelling aan een bewegend
onderwerp (Tracking AF)
1
Plaats het Tracking AF-kader over uw onderwerp en
druk de ontspanknop half in
Wanneer uw onderwerp herkend wordt, verandert het Tracking
AF-kader van wit in geel en dan wordt uw onderwerp steeds scherp
in beeld gehouden.
Als de AF-vergrendeling mislukt, blijft er een tijdje lang een rood
kader knipperen en dooft dan. Probeert u de vergrendeling dan
opnieuw.
•Tracking AF opheffen → Druk op [MENU/SET].
•Scherpstelbereik: hetzelfde als bij macro-opnamen [
]
•In de [Intelligent auto]-modus worden elke keer als u op drukt,
Tracking AF en gezichtsdetectie verwisseld.
Tracking AF kader
●
Wanneer u [Meetfunctie] instelt op [ ] (multimeting), past de camera de belichting op basis van
een gekoppeld onderwerp aan.
●
Onder bepaalde opnameomstandigheden, bijvoorbeeld wanneer het onderwerp klein of donker
is, kan [ ] (Tracking AF) niet goed werken. Wanneer [ ] (Tracking AF) niet werkt, wordt er
scherpgesteld op [ ] (scherpstellen op 1 punt).
Niet beschikbaar in de volgende gevallen:
●
[ ] (Tracking AF) kan in het volgende geval niet worden gebruikt:
•Wanneer [Intervalopname] wordt gebruikt
●
In de volgende gevallen voert [ ] (Tracking AF) de bewerking uit van [ ] (scherpstellen op 1 punt).
•Wanneer het foto-effect (Filter) is ingesteld ([Sepia], [Zwart-wit], [Dynamisch zwart/wit],
[Ruw zwart-wit], [Zacht zwart-wit], [Zachte focus], [Sterfilter], [Zonneschijn])
•[Zwart-wit] in [Fotostijl]
Onderwerp niet gecentreerd in beeld (scherpstellen op 49 punten) /
enz. (aangepast multi)
(Scherpstellen op 49 punten)
Stelt scherp op het onderwerp in het brede gebied
(scherpstellen op 49 punten) op het opnamescherm.
●
U kunt het scherpstelgebied selecteren.