Panasonic DMC-LX100 Guida Al Funzionamento

Pagina di 332
117
SQW0028
De scherpstelling en helderheid (belichting) aanpassen
Beelden opnemen met automatische scherpstelling
Automatisch koppelen van de scherpstelling aan een bewegend 
onderwerp   (Tracking AF)
1
Plaats het Tracking AF-kader over uw onderwerp en 
druk de ontspanknop half in
Wanneer uw onderwerp herkend wordt, verandert het Tracking 
AF-kader van wit in geel en dan wordt uw onderwerp steeds scherp 
in beeld gehouden.
Als de AF-vergrendeling mislukt, blijft er een tijdje lang een rood 
kader knipperen en dooft dan. Probeert u de vergrendeling dan 
opnieuw.
 •Tracking AF opheffen → Druk op [MENU/SET].
 •Scherpstelbereik: hetzelfde als bij macro-opnamen [ 
 ]
 •In de [Intelligent auto]-modus worden elke keer als u op   drukt, 
Tracking AF en gezichtsdetectie verwisseld.
Tracking AF kader
 
Wanneer u [Meetfunctie] instelt op [   ] (multimeting), past de camera de belichting op basis van 
een gekoppeld onderwerp aan. 
 
Onder bepaalde opnameomstandigheden, bijvoorbeeld wanneer het onderwerp klein of donker 
is, kan [   ] (Tracking AF) niet goed werken. Wanneer [   ] (Tracking AF) niet werkt, wordt er 
scherpgesteld op [   ] (scherpstellen op 1 punt).
Niet beschikbaar in de volgende gevallen:
 
[   ] (Tracking AF) kan in het volgende geval niet worden gebruikt:
 •Wanneer [Intervalopname] wordt gebruikt
 
In de volgende gevallen voert [   ] (Tracking AF) de bewerking uit van [   ] (scherpstellen op 1 punt).
 •Wanneer het foto-effect (Filter) is ingesteld ([Sepia], [Zwart-wit], [Dynamisch zwart/wit], 
[Ruw zwart-wit], [Zacht zwart-wit], [Zachte focus], [Sterfilter], [Zonneschijn])
 •[Zwart-wit] in [Fotostijl]
Onderwerp niet gecentreerd in beeld   (scherpstellen op 49 punten) / 
 enz. (aangepast multi)
 (Scherpstellen op 49 punten)
Stelt scherp op het onderwerp in het brede gebied 
(scherpstellen op 49 punten) op het opnamescherm.
 
U kunt het scherpstelgebied selecteren.