Xerox Phaser 3600 User Guide

Page of 112
5.4   
<Afdrukmateriaal plaatsen>
Transparanten
• Gebruik alleen transparanten die bedoeld zijn 
voor gebruik in laserprinters om schade aan 
de printer te voorkomen.
• Transparanten die in de printer worden gebruikt, 
moeten bestand zijn tegen de fixeertemperatuur 
van de printer van 200 °C.
• Leg ze op een vlak oppervlak nadat u ze uit 
de printer hebt gehaald.
• Laat transparanten niet te lang in de papierlade 
liggen. Er kan zich dan stof en vuil op afzetten, 
wat leidt tot vlekken bij het afdrukken.
• Let op dat u geen vingerafdrukken op 
de transparanten maakt. Dit veroorzaakt 
vlekken tijdens het afdrukken.
• Bescherm transparanten na het afdrukken 
tegen langdurige blootstelling aan zonlicht 
om te voorkomen dat ze gaan vervagen.
• Zorg dat de transparanten niet kreukelen, 
krullen of gescheurde hoeken hebben.
Etiketten
• Gebruik alleen etiketten die bedoeld zijn voor 
gebruik in laserprinters om schade aan 
de printer te voorkomen.
• Bij de keuze van etiketten dient u rekening 
te houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: de kleefstof moet bestand zijn 
tegen de fixeertemperatuur van de printer 
van 200 °C.
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen 
waarbij tussen de etiketten het rugvel niet 
blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen 
de etiketten kunnen de etiketten loskomen 
van het rugvel. Dit kan ernstige 
papierstoringen veroorzaken.
- Krullen: voordat u afdrukt, moeten de etiketten 
plat liggen met een krul van maximaal 13 mm 
in eender welke richting.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt 
zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het 
rugvel.
• Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend 
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen 
ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken 
loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. 
Blootliggende kleefstof kan de onderdelen van 
de printer beschadigen.
• Voer een vel met etiketten niet meer dan één 
keer door de printer. De zelfklevende achterzijde 
van de etiketten is daar niet op berekend.
• Gebruik geen etiketten die loskomen van het 
rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins 
beschadigd zijn.
Soort materiaal
Richtlijnen
Papier plaatsen
Plaats de afdrukmaterialen die u voor de meeste afdruktaken gebruikt 
in lade 2Lade 2 kan maximaal 500 vellen gewoon papier van 75 g/m
2
 
bevatten. 
U kunt een optionele lade 3 voor 500 vellen papier aanschaffen en die 
onder de standaardlade plaatsen. Zie pagina 7.1 voor bestelinformatie 
over een optionele lade.
De papierniveau-indicator aan de voorkant van lade 2 en optionele 
lade 3 geeft aan hoeveel papier de lade bevat. Als de lade leeg is, 
staat de indicator helemaal onderaan.
Kaarten of 
materiaal van 
afwijkende 
grootte
• Druk niet af op materiaal dat minder dan 76 mm 
breed en 127 mm lang is.
• Stel de marges in de softwaretoepassing 
in op ten minste 6,4 mm van de zijkanten van 
het afdrukmateriaal.
Voorbedrukt 
papier
• Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met 
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt 
of gevaarlijke stoffen vrijgeeft wanneer deze 
gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan 
de fixeertemperatuur van de printer van 200 °C.
• De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar 
zijn en mag de printerrollen niet aantasten.
• Formulieren en papier met briefhoofd moeten 
in een vochtbestendige verpakking worden 
bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode 
te voorkomen.
• Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals 
formulieren of papier met briefhoofd, moet u 
controleren of de inkt op het papier droog is. 
Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen 
van het voorbedrukte papier en de 
afdrukkwaliteit verminderen.
Soort materiaal
Richtlijnen
Vol 
▲ 
▲ Leeg