Xerox SmartSend Support & Software Installation Guide

Page of 227
Site-configuratie
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
119
Bijlage A - ondersteuning voor exporteren van 
opdrachtlog
Als de SMARTsend-systeembeheerder is ingeschakeld, kan een gebruiker via de toepassing voor het 
exporteren van de opdrachtlog het apparaatopdrachtlog naar FTP- en netwerkmapbestemmingen 
exporteren om downstream-applicaties te ondersteunen die hier baat bij kunnen hebben. Zie 
op pagina 102 voor aanvullende informatie over hoe de toepassing 
Exporteren van opdrachtlog kan worden ingeschakeld.
Met deze toepassing kunnen integrators van derden via een geldige opdrachtsjabloontaal ook 
aangepaste service-informatie aan de sjabloon toe te voegen. Deze informatie wordt aan het 
opdrachtlog van het apparaat gekoppeld dat vervolgens samen met de gescande afbeeldingen naar 
de FTP- of netwerkmaplocatie wordt geëxporteerd.
Deze toepassing is alleen voor FTP- en netwerkmapbestemmingen beschikbaar. Werkstromen die met 
deze twee bestemmingen zijn gedefinieerd en die als sjablonen of als PaperWare-voorbladen zijn 
gepubliceerd, ondersteunen het exporteren van opdrachtlogs. Wanneer een gepubliceerde werkstroom 
wordt uitgevoerd en opdrachtloggegevens exporteert, worden de gegevens voor die opdracht samen 
met de scanresultaten naar de FTP- of mapbestemming geëxporteerd. Deze gegevens worden niet 
ingevoerd in het overzicht dat door Opdrachtenoverzicht exporteren wordt geëxporteerd. 
Zo kunt u een FTP- of netwerkmapbestemming toevoegen die het exporteren van opdrachtlogs 
ondersteunt:
1.
Controleer dat de beheerder SMARTsend heeft geconfigureerd zodat geavanceerde 
bestemmingen zijn toegestaan. Volg de instructies onder Service-instellingen configureren in dit 
hoofdstuk om deze toepassing in te schakelen.
2.
Open een browservenster en start SMARTsend als een beheerder of als een gebruiker.
3.
Ga naar de Homepage van de gebruiker. Klik op Distributiewerkstroom toevoegen onder het 
kopje Werkstromen. De pagina Documentbestemmingen wordt weergegeven.
4.
Zoek het kopje Netwerkmap. Klik op locaties toevoegen. Het venster Eigenschappen van 
netwerkmap verschijnt.
5.
Voer een naam voor de bestemming in.
6.
Voeg het mappad toe, bijvoorbeeld: \\myComputer\scans, waarbij myComputer de naam van het 
apparaat is waarop de map zich bevindt, en scans de naam van een gedeelde netwerkmap.
Opmerking: 
Het verzenden van opdrachten via internetfax wordt niet voor deze toepassing 
ondersteund.