Xerox SmartSend Support & Software Installation Guide
Site-configuratie
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
121
Bijlage B - verbinding voor externe applicatie
De bestemming van de verbinding voor de externe applicatie is een mechanisme dat door SMARTsend
is ingeschakeld om gemakkelijke extensies of werking mogelijk te maken. Wanneer u de verbinding
voor de externe applicatie gebruikt, kunt u beeldbestanden (of bestanden waar OCR op is uitgevoerd)
aan een applicatie afleveren om aanvullende handelingen uit te kunnen voeren. SMARTsend geeft als
onderdeel van de gegevens die naar de applicatie worden verzonden alle documentkenmerkinformatie
door. De syntaxis om de verbinding van de externe applicatie te programmeren, is erg eenvoudig en
kan met de uitvoering van de opdrachtregel van een applicatie of een batch-/scriptbestand worden
vergeleken. U moet misschien de patch voor het uitvoerbare bestand (of script) opgeven en
SMARTsend vertellen welke parameters/argumenten aan het uitvoerbare bestand of script moeten
worden doorgegeven. Zie
is ingeschakeld om gemakkelijke extensies of werking mogelijk te maken. Wanneer u de verbinding
voor de externe applicatie gebruikt, kunt u beeldbestanden (of bestanden waar OCR op is uitgevoerd)
aan een applicatie afleveren om aanvullende handelingen uit te kunnen voeren. SMARTsend geeft als
onderdeel van de gegevens die naar de applicatie worden verzonden alle documentkenmerkinformatie
door. De syntaxis om de verbinding van de externe applicatie te programmeren, is erg eenvoudig en
kan met de uitvoering van de opdrachtregel van een applicatie of een batch-/scriptbestand worden
vergeleken. U moet misschien de patch voor het uitvoerbare bestand (of script) opgeven en
SMARTsend vertellen welke parameters/argumenten aan het uitvoerbare bestand of script moeten
worden doorgegeven. Zie
op pagina 102 voor aanvullende informatie
over hoe de verbinding voor de externe applicatie kan worden ingeschakeld.
Zo kunt u een werkstoom van de verbinding voor de externe applicatie programmeren:
1.
Open een browservenster en start SMARTsend als een beheerder.
2.
Ga naar de Homepage van de gebruiker. Klik op Distributiewerkstroom toevoegen onder het
kopje Werkstromen. De pagina Bestemmingen verschijnt.
kopje Werkstromen. De pagina Bestemmingen verschijnt.
3.
Zoek het kopje Externe applicatie. Klik op locaties toevoegen. Het eigenschappenvenster
Verbinding voor externe applicatie verschijnt.
Verbinding voor externe applicatie verschijnt.
4.
Selecteer een bestemmingsnaam om de applicatie, verwerking, of opslaglocatie te identificeren
die de werkstroom zal gebruiken om de gescande documenten te verwerken.
die de werkstroom zal gebruiken om de gescande documenten te verwerken.
5.
Voer de opdrachtregelparameters in om een applicatie van derden op te roepen. Deze parameters
kunnen een script of uitvoerbaar programma oproepen, en kunnen ook parameters definiëren
waarmee SMARTsend metagegevens kan exporteren. Hier volgen verschillende voorbeelden van
opdrachtregels:
kunnen een script of uitvoerbaar programma oproepen, en kunnen ook parameters definiëren
waarmee SMARTsend metagegevens kan exporteren. Hier volgen verschillende voorbeelden van
opdrachtregels:
Geen parameters:
myBatch.bat (Dit zal gewoon het batchbestand uitvoeren. Het batchbestand kan alle vereiste
handelingen onafhankelijk van SMARTsend uitvoeren)
handelingen onafhankelijk van SMARTsend uitvoeren)
Statische parameters:
myBatch.bat deleteOldJobs (dit geeft de statische parameter “deleteOldJobs” aan het
batchbestand door)
batchbestand door)
Documentlocatieparameters:
myBatch {DocumentUrl} (de locatie van het document wordt als een argument doorgegeven)
myBatch.bat {DocumentUrls} (Als er meerdere documenten worden gegenereerd, wordt er een
lijst met alle documenten als argumenten doorgegeven)
lijst met alle documenten als argumenten doorgegeven)
Metagegevensparameters:
myBatch.bat {DocumentUrl} -title {Field1} -description {Field2} (De documentlocatie, en de eerste
en tweede documentkenmerkparameters zoals in de werkstroom geprogrammeerd, worden als
parameters doorgegeven)
en tweede documentkenmerkparameters zoals in de werkstroom geprogrammeerd, worden als
parameters doorgegeven)