Xerox SmartSend Support & Software Installation Guide

Page of 227
SMARTsend installeren
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
66
Configuratievereisten voor LiveLink
Er moet aan de volgende configuratievereisten worden voldaan om LiveLink op het gebruik met 
SMARTsend Standard- of Professional-editie voor te bereiden:
1.
LiveLink versie 9.5.0 moet goed zijn geïnstalleerd, geconfigureerd en goed werken.
2.
Installeer de Open Text LiveLink SDK versie 9.5.0.1, en alle vereisten, op de SMARTsend-computer 
voordat u het optionele LiveLink-onderdeel installeert. Wanneer u wordt gevraagd of u de LAPI-
bin-directory aan uw systeempad wilt toevoegen, klikt u op Ja.
3.
Installeer de juiste Microsoft Visual J# .NET-distributie voor uw versie van .NET Framework.
4.
pagina 67 om LiveLink te installeren. 
Configuratievereisten voor TRIM
Er moet aan de volgende configuratievereisten worden voldaan om TRIM Context Server op het 
gebruik met SMARTsend Standard- of Professional-editie voor te bereiden:
1.
TRIM Context Server versie 6.0 moet goed zijn geïnstalleerd, geconfigureerd en goed werken.
2.
De TRIM-gebruikersaccount moet de rechten voor toegang, starten en activeren hebben. 
3.
De TRIM-gebruikersaccount die door SMARTsend wordt gebruikt, moet in het domein zijn dat is 
geconfigureerd bij de installatie van TRIM Context Server.
4.
TRIM Context Server is gestart en loopt op het netwerk. De gebruiker kan nieuwe gegevenssets 
maken met gebruik van de Trim Enterprise Manager.
5.
De TRIM Connectivity werkset is op de TRIM-server geïnstalleerd en er is verbinding gemaakt 
tussen de TRIM-server en de client.
6.
De gebruiker moet de rechten van Beheerder hebben op het hostapparaat.
7.
TRIM-metagegevensvelden zijn aan de database toegevoegd. 
8.
De TRIM-adapter moet op de SMARTsend-computer zijn geïnstalleerd voordat de TRIM-optie aan 
SMARTsend kan worden toegevoegd. Installeer het optionele TRIM-onderdeel volgens de 
Instructies voor installatie van optionele onderdelen
 op de volgende pagina. Nadat de client is 
geïnstalleerd, start u de computer als u daarom wordt gevraagd opnieuw op. Voer de volgende 
stappen uit om de TRIM-service te configureren:
a) Start SMARTsend en meld u als beheerder aan om de Homepage van Beheer op te roepen.
b) Selecteer de koppeling ‘Nieuwe legitimering toevoegen’ op de Homepage van de SMARTsend. 
In het venster Accountinstellingen dat wordt weergegeven, voert u TRIM in als accounttype, geeft 
u de naam van de account, de servernaam en de naam van de virtuele directory op (de virtuele 
directory wordt in Microsoft IIS 6 geconfigureerd en is de plaats waar de binaire gegevens van de 
TRIM Connectivity Toolkit zijn opgeslagen. Standaard is de virtuele directory TrimCT2 genoemd), 
en voert u de gebruikersnaam en toegangscode in (de gebruiker moet deel uitmaken van de 
domeingroep waarop TRIM Context Services loopt. Dit zijn dezelfde gebruikersnaam en 
toegangscode die geconfigureerd zijn in de bovengenoemde vereisten voor TRIM-configuratie). 
Klik op OK. 
c) Als de legitimering eenmaal is voltooid, maakt u een SMARTsend-werkstroom. Raadpleeg de 
Gebruikershandleiding voor informatie over het maken van werkstromen.