Xerox SmartSend Support & Software User Guide
3-22
Distributiewerkstromen
Bestand overschrijven: Bestanden met dezelfde naam worden niet overschreven. We raden u aan
de bestandsnaam van een achtervoegsel te voorzien. Zie Documentnaam en -type op pagina 3-24.
de bestandsnaam van een achtervoegsel te voorzien. Zie Documentnaam en -type op pagina 3-24.
Geavanceerde eigenschappen: Deze toepassing biedt de mogelijkheid om SMARTsend-opdrachtlogs
te exporteren en te aanpassen. Deze toepassing is beschikbaar als de ondersteuning voor het exporteren
van de opdrachtlog voor de netwerkmap van SMARTsend is ingeschakeld, en als deze is bedoeld voor
gebruik door geavanceerde gebruikers en systeemintegrators. Zie Bijlage A – ondersteuning voor exporteren van opdrachtlog op pagina 4-43 van de Handleiding voor installatie en configuratie voor
aanvullende informatie.
te exporteren en te aanpassen. Deze toepassing is beschikbaar als de ondersteuning voor het exporteren
van de opdrachtlog voor de netwerkmap van SMARTsend is ingeschakeld, en als deze is bedoeld voor
gebruik door geavanceerde gebruikers en systeemintegrators. Zie Bijlage A – ondersteuning voor exporteren van opdrachtlog op pagina 4-43 van de Handleiding voor installatie en configuratie voor
aanvullende informatie.
Scannen naar URL
De service Scannen naar URL is een ondersteunde documentbestemming.
Voer een bestemmingsnaam in om de werkstroom te identificeren.
Selecteer een uitgangspunt in de vervolgkeuzelijst. Het standaarduitgangspunt wordt door uw
legitimeringen van Scannen naar URL gedefinieerd. Als uw legitimeringen aanvullende
toegangsniveaus bieden, kan de vervolgkeuzelijst meerdere uitgangspunten bevatten. Deze selectie
vult automatisch het veld voor het URL-pad in. U kunt het uitgangspunt anders leeg laten en het
URL-pad handmatig invoeren.
legitimeringen van Scannen naar URL gedefinieerd. Als uw legitimeringen aanvullende
toegangsniveaus bieden, kan de vervolgkeuzelijst meerdere uitgangspunten bevatten. Deze selectie
vult automatisch het veld voor het URL-pad in. U kunt het uitgangspunt anders leeg laten en het
URL-pad handmatig invoeren.
Voer een URL-pad in voor de bestemming. Als de nieuwe bestemming vertakt vanaf een andere
bestemming, kunt u op Uitbreiden klikken om de locatie die is gekozen als het uitgangspunt uit
te breiden en daarna de nieuwe bestemming selecteren.
bestemming, kunt u op Uitbreiden klikken om de locatie die is gekozen als het uitgangspunt uit
te breiden en daarna de nieuwe bestemming selecteren.
Bestand overschrijven: Bestanden met dezelfde naam worden niet overschreven. We raden u aan
de bestandsnaam van een achtervoegsel te voorzien. Zie Documentnaam en -type op pagina 3-24.
de bestandsnaam van een achtervoegsel te voorzien. Zie Documentnaam en -type op pagina 3-24.
Microsoft SharePoint Portal Server 2001
Microsoft SharePoint Portal Server 2001 is een ondersteunde documentbestemming.
Voer een bestemmingsnaam in om de werkstroom te identificeren.
Selecteer een uitgangspunt in de vervolgkeuzelijst. Het standaarduitgangspunt wordt door uw
SharePoint Portal Server 2001-legitimeringen gedefinieerd. Als uw legitimeringen aanvullende
toegangsniveaus bieden, kan de vervolgkeuzelijst meerdere uitgangspunten bevatten. Deze selectie
vult automatisch het veld voor de map-URL van SharePoint in. U kunt het uitgangspunt anders leeg
laten en de map-URL van SharePoint handmatig invoeren.
SharePoint Portal Server 2001-legitimeringen gedefinieerd. Als uw legitimeringen aanvullende
toegangsniveaus bieden, kan de vervolgkeuzelijst meerdere uitgangspunten bevatten. Deze selectie
vult automatisch het veld voor de map-URL van SharePoint in. U kunt het uitgangspunt anders leeg
laten en de map-URL van SharePoint handmatig invoeren.
Voer de URL in van het pad naar de map van de SharePoint-werkruimte. Als de nieuwe bestemming
vertakt vanaf een andere bestemming, kunt u op Uitbreiden klikken om de locatie die is gekozen als
het uitgangspunt uit te breiden en daarna de nieuwe bestemming selecteren.
vertakt vanaf een andere bestemming, kunt u op Uitbreiden klikken om de locatie die is gekozen als
het uitgangspunt uit te breiden en daarna de nieuwe bestemming selecteren.
Voorbeeld
http://dsp1/werkruimte/documenten/dm
Accepteer de standaardwaarde of voer een nieuw SharePoint-documentprofiel in. Het SharePoint-
documentprofiel bevat informatie met betrekking tot de SharePoint-portalmap, bijvoorbeeld de velden
Naam auteur of versie. De applicatie stuurt een query naar de SharePoint-portal om te bepalen welke
profielvelden betrekking hebben op de bestemmingsmap.
documentprofiel bevat informatie met betrekking tot de SharePoint-portalmap, bijvoorbeeld de velden
Naam auteur of versie. De applicatie stuurt een query naar de SharePoint-portal om te bepalen welke
profielvelden betrekking hebben op de bestemmingsmap.
De incheck-optie is beschikbaar wanneer de bestemming een SharePoint-portal is. Selecteer Ja om
het document te publiceren voor SharePoint. Daardoor wordt het document beschikbaar voor anderen
in SharePoint.
het document te publiceren voor SharePoint. Daardoor wordt het document beschikbaar voor anderen
in SharePoint.
Voer incheck-opmerkingen in.
Bestand overschrijven: Bestanden met dezelfde naam worden niet overschreven.