Panasonic DMC-TZ3 Operating Guide

Page of 49
F3.3
1/30
NORMALE FOTO 
F3.3
1/30
F3.3
1/30
300
22   
VQT1B69
VQT1B69
   23
Standaardbediening
1
Foto’s maken
Stel de klok in voordat u gaat fotograferen (blz. 14).
Weergave op het 
scherm
Schakel de camera in
Instellen op   (Modus 
NORMALE FOTO)
Stel scherp
Maak een foto
Half indrukken
 Zorg dat de camera niet 
beweegt
Volledig 
indrukken
 De camera vasthouden
Ingesteld op maximale W (groothoek) 
(1x): 
Minimaal 50 cm afstand tot onderwerp
Verticaal
 Blokkeer nooit de flitser of de lamp. (blz. 10) 
Kijk niet van dichtbij in de flitser of de lamp.
 Raak de lens niet aan.
 Houd uw armen strak tegen uw 
lichaam en zet uw benen iets uit 
elkaar.
Ingesteld op maximale T (tele) 
(maximale zoom): 
Minimaal 2 m afstand tot onderwerp
Druk de ontspanknop half in en zorg dat het onderwerp in het AF-gebied valt.
Scherpstelweergave
Sluitertijd
Diafragmawaarde
Scherpstelling
Scherp
Onscherp
Scherpstelweergave
Aan 
Knipperend
AF-gebied
Groen
Rood/wit
Geluid
Dubbele toon Meervoudige 
toon
  
Beelden buiten het scherpstelgebied 
zijn mogelijk niet volledig scherp, zelfs 
niet als het licht aanblijft.
Resterende batterijcapaciteit
(De statusindicator knippert als het lcd-scherm uit is)
Batterij opladen of vervangen (blz. 12).
 Niet weergegeven wanneer u een netadapter gebruikt 
(DMW-AC5E, los verkocht).
(knippert rood)
Horizontaal
Flitser
Lampje
Zoomhendel
AF-gebied (normaal)
AF-gebied (in donkere 
omgeving of bij digitale 
zoom)
Scherpstellen
De resterende batterij- en geheugencapaciteit controleren
Zoomhendel
 Wanneer 
 (trillingswaarschuwing) wordt weergegeven
  Gebruik de optische beeldstabilisatie (blz. 37), een statief of de zelfontspanner (blz. 33).
 Scherpstelgebied (Foto’s maken van dichtbij→blz. 46)
(Wanneer deze rood is: kon optimale belichting niet bereiken→Gebruik de flitser (blz. 34) 
of wijzig ‘GEVOELIGHEID’ (blz. 51).)
 De statusindicator licht 
ongeveer 1 seconde op.
Statusindicator
 Flitser gebruiken (blz. 34)
Half ingedrukt 
houden
  Stel eerst scherp op 
het onderwerp
  Keer terug naar de 
gewenste compositie
 Pas de scherpstelling aan als deze in eerste instantie niet goed was.
  Onderwerpen/omgevingen waarbij scherpstellen een probleem kan zijn :
 
● 
Snel bewegende of extreem lichte voorwerpen of voorwerpen zonder kleurcontrasten
 
● 
Foto’s maken door een ruit of vlakbij voorwerpen die licht uitstralen. In het donker, of 
als de camera erg beweegt.
 
● 
Wanneer u te dicht bij het object staat of wanneer u een foto maakt waarop zowel 
veraf als dichtbij gelegen objecten staan
Problemen met de scherpstelling (onderwerp niet in het midden enzovoort)
Volledig indrukken
Resterend aantal foto’s