Panasonic DMC-TZ5 Operating Guide

Page of 52
38   
VQT1Q03
VQT1Q03
   39
1
Geef ‘FLITS’ weer
2
Selecteer het gewenste type
(Schermvoorbeeld: DMC-TZ5)
Wordt ongeveer 5 sec. weergegeven
 Kan ook worden geselecteerd met ►.
Type, bewerkingen
Toepassingen
AUTO
•  Bekijkt automatisch of er moet worden geflitst.
Normaal gebruik
 
1
 
2
AUTO/RODE-OGENREDUCTIE 
•  Bekijkt automatisch of er moet worden geflitst 
(met rode-ogenreductie).
Onderwerpen in een donkere 
omgeving fotograferen
FLITS ALTIJD AAN
•  Altijd flitsen
Fotograferen met achtergrondlicht 
of onder felle lampen (bijvoorbeeld 
tl-licht)
 
1
 
2
FLITS ALTIJD AAN/RODE-OGENREDUCTIE
 (Alleen voor de scènes ‘PARTY’ of ‘KAARSLICHT’ 
•  Altijd flitsen (met rode-ogenreductie)
 
1
 
2
LANGZ. SYNC./RODE-OGENREDUCTIE
•  Bekijkt automatisch of er moet worden geflitst (met rode-
ogenreductie en lange sluitertijd voor meer helderheid).
Onderwerpen fotograferen tegen een 
nachtlandschap (statief aanbevolen)
GEDWONGEN UIT
•  Nooit flitsen
Plaatsen waar u niet mag flitsen
1
    Als u de functie voor digitale rode-ogencorrectie hebt ingeschakeld, worden rode ogen 
automatisch bij het flitsen gedetecteerd en gecorrigeerd. (Alleen DMC-TZ5/DMC-TZ15)
1, 2
  Er wordt tweemaal geflitst. Zorg dus dat u niet beweegt tot na de tweede flits (het 
correctie-effect verschilt per persoon). Het interval tussen flitsen wordt bepaald door 
de helderheid van het onderwerp.
2
  
 
Alleen DMC-TZ4/DMC-TZ11
 De sluitertijden zijn als volgt:
 • 
,  
 : 1/30
3
 - 1/2000
 • 
  , 
 : 1/8
3
 - 1/2000 (
Afhankelijk van de instelling voor ‘KORTE 
SLUITERT.’. Max. 1/4 sec. bij gebruik van ‘SLIMME ISO’; max. 1 sec. als 
‘STABILISATIE’ is ingesteld op ‘OFF’ of als het beeld niet al te onscherp is. Ook 
afhankelijk van de modus ‘INTELLIGENT AUTO’, ‘SCÈNE MODE’ en de zoompositie.)
 Zorg voor een minimale afstand 
van 1 m. als u flitsopnamen 
maakt van kleine kinderen.
 Beschikbare typen per modus 
: standaardinstelling)
SCÈNE MODE
 
2
○ ○
1
 
3
 
3
 
3
 1 
Stel in op
 (AUTO), 
(AUTO/RODE-OGenreductie) of 
(LNGZ. SY./RODE-
OGenreductie), afhankelijk van onderwerp en helderheid.
2  
alleen DMC-TZ5/DMC-TZ15  
3  
DMC-TZ4/DMC-TZ11: 
•  Kan niet worden gebruikt in de modus BEWEGEND BEELD 
 en de scènemodi 
, en 
.
 Scherpstelgebied afhankelijk van ISO-gevoeligheid en zoom 
Scherpstelgebied
Max. W (groothoek)
Max. T (tele)
GEVOELIGHEID
AUTO
ongeveer. 0,6-5,3 m
ongeveer. 1,0-3,6 m
ISO100
ongeveer. 0,6-1,6 m
ongeveer. 1,0-1,1 m
ISO200
ongeveer. 0,6-2,3 m
ongeveer. 1,0-1,6 m
ISO400
ongeveer. 0,6-3,3 m
ongeveer. 1,0-2,2 m
ISO800
ongeveer. 0,8-4,7 m
ongeveer. 1,0-3,2 m
ISO1600
ongeveer. 1,15-6,7 m
ongeveer. 1,0-4,5 m
SLIMME ISO
ISO MAX 400
ongeveer. 0,6-3,3 m
ongeveer. 1,0-2,2 m
ISO MAX 800
ongeveer. 0,8-4,7 m
ongeveer. 1,0-3,2 m
ISO MAX 1600
ongeveer. 1,15-6,7 m
ongeveer. 1,0-4,5 m
‘H. GEVOELIGH.’ 
in SCÈNE MODE 
ISO1600-
ISO6400
ongeveer. 1,15-13,5 m
ongeveer. 1,0-9,1 m
 
  Flits niet dicht in de buurt van andere onderwerpen (warmte en licht kunnen 
schadelijk zijn voor het onderwerp).
 Flitsinstellingen kunnen veranderen als u een andere opnamemodus kiest. 
 Als u een andere scènemodus kiest, worden de standaardflitsinstellingen hersteld.
 
Randen van foto’s kunnen iets donkerder worden als de flitser wordt gebruikt op korte afstanden zonder dat de zoom 
wordt gebruikt (vlakbij de maximale instelling voor W - groothoek). U kunt dit oplossen door enigszins in te zoomen.
 
 
Als er moet worden geflitst, worden de flitstypesymbolen (bijvoorbeeld 
) rood als u 
de ontspanknop half indrukt. 
 Er kunnen geen foto’s worden gemaakt als deze symbolen knipperen (flitser wordt 
opgeladen) (bijvoorbeeld 
).
 
Onvoldoende bereik van de flitser kan worden veroorzaakt door niet goed ingestelde belichting of witbalans. 
 Het flitseffect wordt mogelijk niet volledig bereikt bij korte sluitertijden. 
 Het opladen van de flitser kan even duren als de batterij bijna leeg is, of als de flitser 
enkele keren achter elkaar wordt gebruikt. 
Toepassingen
(Fotograferen)
2
Fotograferen met een flitser