Voltcraft AT-400 Digital-Multimeter, DMM, 4000 counts CAT IV 600V AT-400 Data Sheet
Product codes
AT-400
104
j) Contacthoekmeting
Wees voorzichtig bij werkzaamheden aan lopende motoren en kijk uit voor
draaiende en onder spanning staande onderdelen. Verwondingsgevaar!
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik „DWELL“.
- Selecteer met de toets „RANGE“ (4) het aantal cilinders van de
motor. Met elke druk verandert het aantal cilinders op het display.
- Steek het rode meetsnoer in de V-meetbus (9), het zwarte in de
COM-aansluiting (8).
- Verbind het zwarte meetsnoer met de carrosserie van het voertuig
(massapotentiaal).
- Verbind bij lopende motor het rode meetsnoer met het onderbreker-
contact.
- De contacthoek wordt op het display aangegeven in graden.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject, en
schakel de DMM uit.
k) Puls-pauzeverhouding „Duty cycle“
Wees voorzichtig bij werkzaamheden aan lopende motoren en kijk uit voor
draaiende en onder spanning staande onderdelen. Verwondingsgevaar!
De puls-pauzeverhouding geeft informatie over de signaalverdeling van een periode. De indicatie kan
duiden op de positieve of de negatieve halve periode. Het meetresultaat geeft de procentuele verhou-
ding tot het totale signaal (bijv. periode van een stuursignaal).
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik „%DUTY“
- Steek het rode meetsnoer in de V-meetbus (9), het zwarte in de
COM-aansluiting (8).
- Selecteer met de toets „RANGE“ (4) de triggerpositie (+ of -).
+ Geeft de pulsverhouding van de positieve halve periode aan in %.
- Geeft de pulsverhouding van de negatieve halve periode aan in %.
- Verbind het zwarte meetsnoer met de carrosserie van het voertuig
(massapotentiaal).
- Verbind het rode meetsnoer met het stuursignaal.
- De pulsverhouding wordt op het display aangegeven in procenten.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject, en
schakel de DMM uit.
17
f) Diodentest
Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen
und Bauelemente sowie andere Messobjekte unbedingt spannungslos und ent-
laden sind.
- Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich
- Drücken Sie die Taste „DC/AC“ (2) um die Messfunktion umzuschal-
ten. Im Display erscheint das Diodensymbol. Eine erneute Betäti-
gung schaltet in die nächste Messfunktion usw.
- Stecken Sie die rote Messleitung in die Ω -Messbuchse (9), die
schwarze Messleitung in die COM-Messbuchse (8).
- Überprüfen Sie die Messleitungen auf Durchgang, indem Sie die
beiden Messspitzen verbinden. Daraufhin muss sich ein Wert von
ca. 0 V einstellen.
- Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt (Diode).
- Im Display wird die Durchlassspannung „UF“ in Volt (V) angezeigt.
Ist „OL“ ersichtlich, so wird die Diode in Sperrrichtung (UR) gemes-
sen oder die Diode ist defekt (Unterbrechung). Führen Sie zur Kon-
trolle eine gegenpolige Messung durch.
- Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt
und schalten Sie das DMM aus.
☞
Silizium-Dioden weisen eine Durchlassspannung (UF) von ca. 0,4 – 0,9 V auf.
g) Durchgangsprüfung
Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen
und Bauelemente sowie andere Messobjekte unbedingt spannungslos und ent-
laden sind.
- Schalten Sie das DMM ein und wählen den Messbereich
- Drücken Sie 2x die Taste „AC/DC“ (2) um die Messfunktion umzu-
schalten. Im Display erscheint das Symbol für Durchgangsprüfung.
Eine erneute Betätigung schaltet in die erste Messfunktion usw.
- Stecken Sie die rote Messleitung in die Ω -Messbuchse (9), die
schwarze Messleitung in die COM-Messbuchse (8).
- Als Durchgang wird ein Messwert < 35 Ohm erkannt und es ertönt
ein Piepton.
- Sobald „OL“ (für Overload = Überlauf) im Display erscheint, haben
Sie den Messbereich überschritten bzw. der Messkreis ist unterbro-
chen. Führen Sie zur Kontrolle eine gegenpolige Messung durch.
- Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt
und schalten Sie das DMM aus.