Cisco Cisco Aironet 1552WU Outdoor Access Point Guía De Instalación

Descargar
Página de 122
 
3-2
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
Hoofdstuk 3      Problemen oplossen
Richtlijnen voor gebruik van de access points
Richtlijnen voor gebruik van de access points
U dient de volgende richtlijnen in gedachten te houden wanneer u de access points gebruikt:
Het access point kan uitsluitend met controllers communiceren en kan niet zelfstandig worden gebruikt. 
Het access point ondersteunt geen WDS (Wireless Domain Services) en kan niet communiceren met 
WDS-apparaten. De controller heeft echter een soortgelijke functie als de WDS-functionaliteit wanneer 
het access point een koppeling ermee tot stand brengt.
Het access point ondersteunt uitsluitend layer 3-CAPWAP-communicatie met de controllers.
Bij gebruik in layer 3 kunnen het access point en de controller zich op hetzelfde of verschillende 
subnetten bevinden. Het access point communiceert via standaard IP-pakketten met de controller. 
Voor een layer 3-access point op een ander subnet dan de controller wordt een DHCP-server op het 
subnet van het access point en een route naar de controller vereist. Bij het routeren naar de controller 
moeten de UDP-doelpoorten 12222 en 12223 geopend zijn voor CAPWAP-communicatie. Bij het 
routeren naar de primaire, secondaire en tertiaire controllers moeten IP-pakketfragmenten worden 
toestaan. 
Voordat u uw access points implementeert, moet u zorgen dat het volgende is uitgevoerd:
Uw controllers moeten zijn aangesloten op switchpoorten die zijn geconfigureerd als 
trunkpoorten. 
Uw access points moeten zijn aangesloten op switchpoorten die zijn geconfigureerd als 
toegangspoorten zonder label. 
Er moet een DHCP-server bereikbaar zijn voor uw access points en deze moet zijn geconfigureerd 
met Option 43. Option 43 verschaft de IP-adressen van de beheerinterfaces van uw controllers. 
Over het algemeen kan een DHCP-server worden geconfigureerd op een Cisco-switch.
Een DNS-server kan optioneel worden geconfigureerd om CISCO-CAPWAP-CONTROLLER 
in te schakelen. Gebruik het lokale domein om het IP-adres van de beheerinterface van uw 
controller te bepalen.
Uw controllers zijn geconfigureerd en bereikbaar voor de access points.
Uw controllers zijn geconfigureerd met de MAC-adressen van het access point en de 
MAC-filterlijst is ingeschakeld.
Uw switch moet DHCP-aanvragen doorsturen.
De PoE-Out-poort van het access point mag alleen worden aangesloten op één randapparaat van de 
klant, zoals een camera of een sensorgateway. Wij raden u aan de PoE-Out-poort niet aan te sluiten 
op een switch of hub.
Nadat de access points aan de controller zijn gekoppeld, moet u de standaardwaarde voor de BGN 
(Bridge Group Name) wijzigen. Met de standaard-BGN hebben de MAP's (Mesh Access Points) de 
mogelijkheid om verbinding te maken met andere meshnetwerken en kan de convergentie van het 
netwerk worden vertraagd.
Belangrijke opmerkingen
Convergentievertragingen
Tijdens de implementatie kunnen zich door verschillende oorzaken convergentievertragingen bij de 
access points voordoen. In de onderstaande lijst worden enkele omstandigheden weergegeven die tot 
convergentievertragingen kunnen leiden: