Bosch Security Systems Inc. OD850-F1 Manual De Usuario

Descargar
Página de 10
Opmerking: Zorg ervoor dat de detector op de bevestigingsplaat wordt vastgezet en dat alle bedrading is 
aangesloten en voorzien van stroom alvorens met de looptest te beginnen.
Opmerking: Zorg ervoor dat de LED-deactivatie (SW0) 
aan staat (raadpleeg hoofdstuk 7: DIP-schakelwerking). 
Opmerking: Zet, voordat u de looptest start, het 
microgolfbereik (10-1) in op de minimuminstelling om 
vals alarm te voorkomen.
 Microgolfbereik
 PIR-bereik
1.  Wacht na inschakeling tenminste 2 minuten 
voordat u met de looptest begint.  De rode LED 
knippert totdat de detector gestabiliseerd is en 
wanneer gedurende 2 seconden geen beweging 
waargenomen is.
2.  Kijk naar de LED wanneer u naar de rand van het 
gezichtsveld loopt (10-2). De LED aan de buitenkant 
van het gezichtsveld licht op.
3.  Herhaal stap 3 vanuit diverse richtingen totdat u het 
gezichtsveld voldoende getest heeft.
De groene LED, die de rand van het PIR-
gezichtsveld identifi ceert, licht op.
Het groene LED knippert, waarmee het microgolf 
grensbereik is bepaald.
4.  Herhaal stap 3 vanaf de andere kant.
5.  Als het benodigde bereik niet wordt gehaald, 
vergroot dan de microgolfi nstelling (10-1) door het 
enigszins met de klok mee te draaien.
6.  Herhaal de looptest en aanpassingen totdat u de 
verste grens van de vereiste instelling bereikt hebt.
Bosch Security Systems
130 Perinton Parkway
Fairport, NY 14450-9199
www.boschsecuritysystems.com
© 2005 Bosch Security Systems
48674H
Pagina 4 von 10
OD850
Gebruiksaanwijzing voor de installatie 
van de passieve infrarooddetector
voor buitengebruik/microgolf 
inbraakdetector
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Technische beschrijving
Afmetingen:
16,5 cm x 8,25 cm x 
5,7 cm
Ingangsvermogen:
10 VDC t/m 15 VDC 
op 22mA stand-by. 
Maximale stroom 62 
mA. Maak alleen gebruik 
van een Listed limited 
vermogensbron.
Stand-by vermogen:
Geen interne stand-by 
batterij. 
 
Alarm relais:
Form “A”  Normaal 
gesloten (NG), 
gecontroleerd 
alarmcontact opent 
tijdens alarm. Form “C” 
ongecontroleerd, getimed 
relaiscontact gaat over 
bij alarm en houdt een 
programmeerbare timer 
aan.
Contact 
classifi caties:
3
 
W, 125mA maximaal, 
25VDC maximaal voor 
DC resistente ladingen; 
en beschermd door een 
4,7 Ω, ½ W weerstand in 
de normale “C” poot van 
het relais.
Opmerking: Niet 
gebruiken met capacitieve 
of inductieve ladingen.
Temperatuursgebied:
Het temperatuursgebied 
voor alle installaties is 
-35°C to +60°C.
Microgolf-frequentie:
OD850-F1: 10.525 GHz 
OD850-F2: 10.588 GHz
Bereik:
15 m x 15 m
Knoei-optie:
NG (met geplaatste kap). 
Contacten berekend op 
125 mA maximaal, 25 
VDC maximaal. Verbindt 
knoeischakelaarcircuit 
met een 24-uurs 
beschermingscircuit.
IP-classifi catie:
54
Opties:
B335 discrete draaibare 
bevestigingsarm 
(meegeleverd), 
B328 draaibare 
bevestigingsarm, B338 
plafondarm, staafarm 
(meegeleverd).
Opmerking: Wanneer de 
detector op deze armen 
niet goed wordt uitgelijnd, 
dan kan het bereik van 
de detector verkleind 
en de grootte van het 
onwaarneembare gebied 
vergroot worden.
Installeer de detector niet waar de PIR of microgolf in 
constant alarm verkeert (LED aan). De LED staat uit bij 
correcte installatie.
Niet richten op verkeer.
Niet installeren waar hangende informatieborden, 
bomen of andere objecten door de wind binnen het 
gezichtsveld bewogen kunnen worden, of waar dieren in 
het wild binnen het gezichtsveld kunnen betreden.
Bevestig de detector op een stevige en trilvrije 
ondergrond.
Waarschuwing!
Sluit elektriciteit alleen aan wanneer alle 
aansluitingen zijn gemaakt en geïnspecteerd. 
Overvloedige bedrading niet in de detector oprollen.
Sluit geen enkele terminal aan op een 
vermogensbron die meer dan 25 VDC levert.
SELV
In sommige landen dient het relais alleen aangesloten 
te worden op een Safety Extra-Low Voltage (SELV) 
circuit.
Aandachtspunten voor 
installatie
 Microgolfbereik
 PIR-bereik
 Benedenzichtgebied
Opmerking: Bij het bepalen van de geschikte 
bevestigingshoogte voor uw systeem (vooral wanneer 
het terrein niet effen is) is het bovenste onderdeel het 
sterkst en reageert het sneller op de aanwezigheid van 
een indringer. Ieder onderdeel dat in het bovenaanzicht 
(3-1) is afgebeeld heeft dezelfde zijaanzicht (3-2) 
confi guratie.
Gezichtsvelden
1.  Selecteer een bevestigingsplek. Bevestig de sensor waar een indringer het meest waarschijnlijk het 
gezichtsveld zou kunnen doorkruisen.
2.  Bevestig de detector 2,10 tot 2,70 meter boven de vloer. Aanbevolen: 2,1 m
Opmerking: Aanbevolen bevestigingshoogten zijn gebaseerd op effen oppervlakten. Stel de bevestigingshoogte 
en detectorhoek af om het beste bereik te verkrijgen wanneer het terrein niet vlak is.
3.   Schuif de bevestigingsplaat naar beneden (4-1) totdat u een klik hoort en verwijder het van de kap.
4.   Bevestig de bevestigingsplaat volgens één van de volgende opties:
Opmerking: Het waterproofl abel niet van de bevestigingsplaat verwijderen (4-2). Duw de bevestigingsschroeven 
door het label heen indien nodig. 
Bevestiging met een enkele elektrische doos.
1.  Installeer een enkele elektrische doos op de plaats van de detector.
2.  Bevestig de bevestigingsplaat (4-3) met de geschikte schroeven op de enkele elektrische doos. 
Bevestiging zonder een elektrische doos.
1.  Selecteer een geschikte bevestigingsplaats.
2.  Gebruik de bevestigingsplaat (4-1) als mal om de plaats van de bevestigingsschroeven en de 
bedradingen te markeren.
3.  Bevestig de bevestigingsplaat (4-1) aan de muur met de geschikte schroeven. 
Bevestigen met behulp van de meegeleverde B335-arm of een optionele arm. Gebruik de instructies van de 
arm om de bevestigingsarm op het juiste bevestigingsoppervlak te bevestigen. 
Bevestig de B335-arm op de bevestigingsplaat. (4-4).
Bevestig de B328-arm op de bevestigingsplaat. (4-5).
Bevestig de B338-arm op de bevestigingsplaat. (4-6).
Bevestig op de staaf met behulp van de meegeleverde arm.
Opmerking: Niet op hekpalen plaatsen die in de wind kunnen bewegen.
-  Bevestig de arm (4-7) op de bevestigingsplaat (4-8) met behulp van de daarvoor bestemde schroeven 
en bevestigingsgaten. 
-  Twee slangklemmen (niet meegeleverd) die groot genoeg zijn en rond de staaf passen worden 
aanbevolen om de bevestigingsplaat van de detector op de staaf te bevestigen.
Bevestiging
De unit heeft een ingebouwde knoeidekking die een 
signaal afgeeft wanneer de detector unit (4-9) van 
de bevestigingsplaat (4-1) wordt gescheiden. De unit 
kan ook zo geïnstalleerd worden dat de knoei-optie 
een signaal afgeeft wanneer de gehele unit van het 
oppervlak waarop deze is bevestigd wordt getrokken.
Opmerking: De knoei-opties die van toepassing zijn 
op de muur en de kap zijn alleen beschikbaar wanneer 
de unit op een oppervlak is bevestigd. De knoei-optie 
die van toepassing is op de kap is beschikbaar met alle 
bevestigingsmogelijkheden.
Bepaal of de knoeischakelaar ingeschakeld moet 
worden voor de knoei-optie voor de kap, of voor de 
muur en de kap.
Knoei-opties voor de muur en de kap:  Gebruik 
de daarvoor bestemde schroef om de 
bevestigingsplaat van de knoei-sectie (5-1) tegen 
de muur te bevestigen. 
Knoei-optie voor de kap: Bevestig de 
bevestigingsplaat van de knoei-sectie (5-1) niet 
tegen de muur. 
Knoei-opties
Terminal
Label
Functie
1
 
(-)
Ingangsvermogen: Gebruik 
tenminste een 22 AWG (0,8 
mm) aderpaar tussen de unit 
en de energiebron.
2
(+)
3
 
NG
Alarmrelais
 
4
G
5
T
Knoei-optie
6
T
7
NG
Getimede 
alarmrelaiscontacten
8
 
G
9
NO
Bedrading
(7-1) Aan
(7-2) Uit
Schakelaar
Functie
Omschrijving
Schakelaarpositie
0
LED 
gedeactiveerd
Bepaalt of de LED oplicht tijdens 
alarmsituaties.
Standaard fabrieksinstelling AAN
AAN: LED geactiveerd
UIT: LED gedeactiveerd
1
PIR
gevoeligheid
Standaard: Minimaliseert valse 
alarmen. Tolereert omgevingsextremen.
Medium: Te gebruiken waar een 
indringer zich over slechts een klein deel 
van het bewaakte gebied zou kunnen 
verplaatsten. 
Tolereert normale omstandigheden.
Opmerking: De detector wordt in de 
standaardmodus aangeleverd.
AAN: Standaard
UIT: Medium
2 en 3
Getimede 
relais-outputs
Form “C” ongecontroleerd, getimed 
relais contact dat 1 seconde na het 
alarm overgaat. Het maakt gebruik 
van een timer die door de gebruiker 
geselecteerd kan worden. De tijd loopt 
af op de tijd die na het laatste alarm is 
ingesteld. Na ieder nieuw alarm vervalt 
de ingestelde tijd.
SW2
SW3
Relais 
activatietijd
UIT
UIT
2 sec
AAN
UIT
1 min
UIT
AAN
5 min
AAN
AAN
10 min
4
EN/OF 
modus
Bepaalt of de detector alarm 
geeft in de EN-modus (wanneer 
beide technologieën tegelijk een 
alarmsituatie waarnemen) of in de 
OF-modus (wanneer de PIR of de 
microgolftechnologie een alarmsituatie 
waarneemt). 
Opmerking: De OF-modus wordt voor 
het merendeel van de installaties niet 
aanbevolen.  De OF-modus verschaft in 
sommige omstandigheden een snellere 
detectie. Het kan de kans op loos 
alarm vergroten omdat de detector het 
alarmrelais activeert op basis van de 
input van één technologie. 
AAN: EN-modus 
(aanbevolen)
UIT: OF-modus, u moet ook 
de geleidingsbrug (4-10) 
scheiden. 
5
Dag/
nachtmodus
Opmerking: Indien de LED’s 
geactiveerd zijn (SW0), zullen de LED-
indicaties voortduren.
AAN: Wanneer de controle-
unit is geactiveerd en deze 
schakelaar staat AAN, dan zal 
de unit gedurende daglicht 
geen alarm geven.
UIT: Wanneer de controle-
unit is geactiveerd en deze 
schakelaar staat UIT, dan kan 
de unit gedurende de dag en 
de nacht alarm geven.
6
Niet gebruikt
DIP-schakelconfi guratie
LED-indicator
Conditie
Groen
Constant
PIR-alarm
Knipperend
Microgolf-alarm
Rood
Constant
Tweevoudig alarm 
(beide technologieën)
Knipperend
Opstarten
LED-display
1.  Wanneer alle bedrading op de detector is 
aangesloten, maar niet op de voedingsbron, en alle 
instellingen zijn voltooid, schuif dan de detectorunit 
(4-9) op de bevestigingsplaat (4-1) en naar beneden 
totdat hij stevig op zijn plaats zit.  Zorg dat de 
bedrading niet beklemd zit.
2.  Draai het sluitmechanisme (9-1) met een 
platkopschroevendraaier 180
o
 om de detector op de 
bevestigingsplaat vast te zetten (9-2). Gebruik geen 
overdadige kracht.
Het bevestigen van de detector 
aan de bevestigingsplaat
Looptest