Panasonic KXMC6020NL 작동 가이드

다운로드
페이지 120
3. Printer
28
3 Printer
Printer
3.1 Afdrukken vanuit Windows-
toepassingen
U kunt bestanden afdrukken die in Windows-toepassingen zijn 
gemaakt. U drukt bijvoorbeeld als volgt af vanuit WordPad:
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer [Print...] in het menu [File].
L
Het dialoogvenster [Print] wordt weergegeven.
Klik voor meer informatie over het dialoogvenster [Print
op [?] en klik vervolgens op het gewenste onderdeel.
3
Selecteer de apparaatnaam als de actieve printer.
L
Als u tijdens het installeren de naam van het apparaat 
hebt gewijzigd, selecteert u die betreffende naam in de 
lijst.
L
Om gemakkelijker af te drukken in grijstinten selecteert u 
de naam van het apparaat waar [B/W] bij vermeld staat.
L
U wijzigt de printerinstellingen als volgt.
Voor Windows 98/Windows Me:
Klik op [Properties] en selecteer het gewenste tabblad. 
Wijzig de printerinstellingen en klik op [OK].
Voor Windows 2000:
Klik op het gewenste tabblad en wijzig de 
printerinstellingen.
Voor Windows XP/Windows Vista:
Klik op [Preferences] en selecteer het gewenste 
tabblad. Wijzig de printerinstellingen en klik op [OK].
4
Klik op [Print] of [OK].
L
Het afdrukken wordt gestart.
Opmerking:
L
Zie pagina 76 voor informatie over het stoppen van de 
afdruktaak.
L
Zie pagina 14, 29 voor het plaatsen van papier.
L
Zie pagina 102 voor meer informatie over de 
papierspecificaties.
L
Als er een fout tijdens het afdrukken optreedt, wordt Device 
Monitor (pagina 75) automatisch gestart en wordt de 
foutmelding weergegeven.
De printereigenschappen instellen
U kunt de printerinstellingen wijzigen in stap 3. Het wordt 
aanbevolen het papier op het apparaat zelf te testen (vooral 
speciale formaten en typen), voordat u grotere hoeveelheden 
aanschaft.
Op de volgende tabbladen kunt u de instellingen wijzigen of 
weergeven.
[
Basic]: Papierformaat, type media, pagina’s per vel, enz.
[
Output]: Aantal afdrukken, sorteren, enz.
[
Quality]: Kleurmodus, kleurbeheer, tonerbesparing, enz.
[
Effects]: Watermerk, overlappen.
[
Profile]: De gewenste instellingen opslaan, de opgeslagen 
instellingen selecteren, enz.
[
Support]: Versie-informatie.
Opmerking:
L
Selecteer het juiste type media op het tabblad [Basic] voor 
het afdrukpapier.
*1 Selecteer [Envelope #10] of [Envelope DL] als 
papierformaat.
L
Als u afdrukt vanaf de computer, krijgen de ingestelde 
printereigenschappen voorrang op de volgende functies die in 
het apparaat zijn geprogrammeerd:
instelling type media (functie #383 op pagina 59),
instelling tonerbesparing (functie #482 op pagina 60).
L
Als u op enveloppen afdrukt, drukt u op het apparaat op 
{
Black}/{Colour} na stap 4. Pas op voorhand de kleurmodus 
aan op het tabblad [Quality].
Type afdrukpapier
Type media
Normaal papier
75 g/m
2
 tot 105 g/m
2
[
Plain Paper]
Dun papier
60 g/m
2
 tot 74 g/m
2
[
Thin Paper]
Dik papier
106 g/m
2
 tot 165 g/m
2
[
Thick Paper]
Transparanten
[
Transparency]
Etiket
[
Label]
Envelop
–––––––––
Kaarten
163 g/m
2
[
Card Stock]